Persoonlijke voornaamwoorden duiden op, it's all in the name, personen.
Dus:
onderwerp
ik
jij, je
hij, zij, ze, het
wij, we
jullie, je, u
zij, ze
niet-onderwerp:
mij, me
jou, je
hem, haar, het
ons
jullie, je, u
hen, hun, ze
Betrekkelijke voornaamwoorden slaan terug op een woord of een reeks woorden die aan de bijzin voorafgaan (het antecedent).
We onderscheiden drie vormen:
1. die - verwijst naar antecedent met lidwoord de (nl. mannelijk of vrouwelijk).
2. dat - verwijst naar antecedent met lidwoord het (nl. onzijdig).
3. wat - verwijst naar een hele zin of naar onbepaaldheden als alles, iets, het enige.
Als een betrekkelijke bijzin (een bijzin ingeleid door een betrekkelijk voornaamwoord) begint met een voorzetsel, dan gebruiken we wie, in plaats van die. Dus: de jongen met wie ik sprak en niet de jongen met die ik sprak.
Het gebruik van betrekkelijke voornaamwoorden wordt in het Nederlands steeds vaker verwaarloosd (steeds vaker horen we wat, waar dat grammaticaal juist is).
[Dit bericht is aangepast door Odicanes Naso (04-02-2002).]
__________________
Les anciens, monsieur, sont les anciens, et nous sommes les gens de maintenant - Molière.
|