Ik hoop dat deze trein ontspoort
in dit godvergeten polderland
en dat de blauwe tafelrand
(uit de stoel voor mij)
mijn middel genadeloos doorboort.
Dan treft men mij aan in slechts twee stukken
mijn torso vooraan, zo in het gangpad
met daaraan mijn dode hoofd.
(Het liefst blauw en van de klap plat
met droge bloedspatten in de haarplukken.)
Een andere reddingswerker vindt
mijn benen, vermorzeld onder stoelen
en zal zich waarlijk mis’lijk voelen
door mijn darmen, die de tweede klas
versieren als een vrolijk roze lint.
Boven het geel en blauwe schroot,
beschenen door een fletse middagzon
batelt een heli van het NOS-journaal.
De verslaggever vertelt: dertig gewond
en gelukkig slechts één reiziger dood.
Ja mijn dood is dan voor niets geweest
anders stierf ik wel op achtentachtig.
Nu, door een klap kort maar krachtig
stierf ik als een onbeduidende reiziger;
het gemoed verveeld doch onbevreesd.
Nogmaals vervloek ik dit eindeloze polderland
waar sloten benepenheid en conformisme dampen
waar dorpsbewoners noch de verveling
noch de zinledigheid hunner levens bekampen
als verzoend met hun aangeboren achterstand.
De trein vervolgt haar lot op haar traject.
Mijn lichaam en mijn geest
zij blijven beide leven
Mijn gemoed verveeld doch onbevreesd.
Mijn wereld verre van perfect.
Dit is duidelijk niet af, maar ik ben bang dat verder schaven alles enkel erger maakt. De eerste drie strofes heb ik daadwerkelijk in de trein geschreven, de zesde schoot er gisteren plots uit en de zevende, tsja, is afsluitend maar niet mooi. Kritiek en suggesties zijn welkom.
__________________
Nu zal ik doden u beide, Elegast u ende uw paard. Ten zi dat gi ter vaart, Nederbeet optie moude: Zo mag uw ors t lijf behouden.
Laatst gewijzigd op 05-07-2006 om 23:08.
|