Hoi,
Ik ben wanhopig. Ik moet maandag een presentatie houden, over twee gedichten van Willem- Jan Otten. En ik snap er helemaal niks van!
Na de elfsteden
Hij schrijft zijn slagen in een laagje water, schaatser
Op het laatste ijs. Hij rijdt de herinneringen aan rijden door,
Aan de gekraste zweepslag, die bestaat nog in zijn oor.
Waar was het straffe voor? Om eens het langste eind te gaan,
De tocht verreden na de tocht, zo verregaand dat onderweg
vervloeien zou tot waar hij was? Hij glijdt de dorpen door
met op zijn hielen dooi. Er is een einde maar niet aan het eind.
De dichter duikt
Voorbij. Geen vorm zo uitgebalanceerd
Of hij verdwijnt, geen plons zo elegant
of hij vergaat, in kringen, onbestemd.
Een salto telt zo lang de plank nog trilt,
Zolang het meisje op de rand van het bassin
me ziet, hoe ik mijn haren schud
Ik heb nodig versregel, strofenbouw, klank en rijm, enjambement, metrum, stijlleer en interpretatie. Zelf heb ik al wat maar dat slaat helemaal nergens op

! Die dichter rijmt niet eens en ik snap ook niet wat hij bedoelt....
Gr,
Mr. Zweed