Het Latijn is natuurlijk voor het Nederlands een belangrijke bron geweest. Veel woorden zijn op verscheidene manieren verbasterd, vervormd, uiteengevallen, enz. Dit heeft er mede toe geleid dat het Nederlands een synoniemenovervloed heeft (gehad).
Het gebeurt vaak met synoniemen dat je kleine nuances krijgt in de betekenis. Zo is dat bijvoorbeeld gebeurd met 'zee' en 'meer', die aanvankelijk hetzelfde betekenden. Het Latijn is in die zin natuurlijk een veel puurdere taal dan het Nederlands.
De woorden waren zich ook nog aan het ontwikkelen, waardoor ze zich, in tegenstelling tot in het Nederlands, juist homoniem gingen ontwikkelen: de woorden kregen zelf meerdere betekenissen, in plaats van dat begrippen meerdere woorden kregen.
Kijk maar naar een woord als 'finis'. Dit betekende eerst 'einde', oftewel 'grens'. De betekenis ging via 'afbakening' naar 'afgebakend gebied'.
Dit zou een mogelijke verklaring kunnen zijn. Maar misschien waren de Romeinen gewoon van huis uit al wel heel dubbelzinnige mensen.