"Je zou me iets over dat gesprek kunnen vertellen."
Hij keek me aan met gefronsde wenkbrauwen. Hij had bruine ogen, zijn blik was dwingend.
Ik ontweek hem en keek naar mijn handen. Er zat nog steeds een korstje op mijn rechterhand, een klein korstje, maar teveel herinnering aan zondag.
Met de nagels van mijn linkerhand probeerde ik het korstje weg te halen. Het zat vast, erg vast. Ik probeerde het nog eens, en nog een keer.
"Linde."
Ik keek hem aan.
"Wat doe je?"
Ik keek naar een klein rood druppeltje op mijn hand. Het korstje had het al een beetje opgegeven. Ik won. Ik won altijd.
"Ik bloed. Kijk."
Ik liet hem mijn rechterhand zien.
Hij schudde zijn hoofd.
"Linde."
"Ja."
"Waarom doe je dat?"
"Herinneringen willen nooit verdreven worden."
Ik schoof mijn stoel naar achteren en deed alsof ik op wilde staan. Toen ik hem zijn wenkbrauwen nog meer zag fronsen, ging ik snel weer zitten, maar ik schoof mijn stoel niet terug.
"Waarom frons je?"
"Je zou me over dat gesprek vertellen."
Ik schudde mijn hoofd. Nee hoor. Dat had ik hem niet beloofd, dat maakte hij er zelf van. En bovendien wilde ik niet eens praten.
"Linde."
"Nou en."
Terwijl ik langs hem heen staarde, peuterde ik weer aan dat korstje. Het was hardnekkig. Toen ik me zondag aan de schuurdeur schaafde, wist ik al dat ik moest praten. Dat het de druppel was. En dat ik niet weg mocht lopen als het moeilijk werd, dat ze dat tegen me zouden zeggen.
"Je moet niet vluchten voor herinneringen," zei hij.
Ik haalde mijn schouders op.
"Herinneringen zijn toch sneller."
"Sneller?"
"Ze halen je altijd in."
Papa zei het tegen me. Toen ik 's avonds belde dat ik niet meer thuis zou komen. Ik moest niet van hen wegvluchten, want ze hielden toch van me? 'Dat is niet genoeg,' zei ik. En legde de telefoon weer neer.
Ik keek weer naar mijn hand. Het korstje zat bijna los, ik bloedde nog meer dan net.
"Er valt niets te zeggen over dat gesprek. Het was kort. En ik won."
"Jij liep weg."
Waarom vroeg hij me te vertellen van het gesprek als hij alles al wist?
"Maar ik won."
Ik stak mijn hand naar hem uit.
"Ik bloed heel erg."
Hij knikte.
"Mag ik een pleister?"
Langzaam schudde hij zijn hoofd.
"Waarom niet?"
Hij keek me doordringend aan met zijn bruine ogen. Zijn wenkbrauwen gefronsd. Een klein beetje maar.
Omdat je herinneringen niet moest verstoppen. Omdat je er over moest praten en niet moest proberen ze te vergeten. Omdat herinneringen pijn deden en zelfs konden bloeden. Maar dat je herinneringen in geen geval mocht verbergen.
"Je zou me over je herinneringen kunnen vertellen."
En ik schoof mijn stoel naar hem toe en praatte.
__________________
Your ways are not my own, but I long for them to be. So this is what I pray: One with you you'll make me. Melt me away till only you remain.
|