| 
	
	
	
	 
		
		Nog een tweede gedichtenanalyse. Hopelijk kan iemand mij helpen met het volgende gedicht te bespreken, ik moet volgende punten bespreken : 
- rijmvorm 
- metrum 
- beeldspraak (en stijlfiguren) 
- mening 
 
Vijvendertig 
 
Helemààl gelukkig kan natuurlijk nooit. 
Gisteren nog droomde ik dat ik woonde 
in een kast van een huis met een riante 
vrouw.Toen ik ontwaakte 
bleek het nog waar ook.Maar ik had wel tandpijn. 
 
Daar staat tegenover dat helemaal ongelukkig 
evenmin kan.Je kan maar met één Rolls Royce 
tegelijk rijden, zei John Lennon al.Maar 
je kan normaal gezien ook maar één vrouw 
tegelijk verliezen.Jou, bijvoorbeeld. 
 
Een happy end is er alleszins niet bij. 
Ik leef nu al 35 jaar, maar het gaat 
gewoon door, en als ik al eens vrij 
is er niemand die het beeld bevriest 
en daar 'the end' boven projecteert. 
Alles is voorlopig.Zelfs als ik sterf 
zal je wel zien dat ik niet genoeg adem meer heb 
voor mijn laatste woorden("Uber allenGipfeln 
ist Ruh")zodat iedereen het met mijn voorlaatste zal moeten stellen 
("Geef me de bedpan eens, Marie"). 
 
Herman de Coninck
	 
	
	
	
	
	
	
		
		
		
		
		
			 
		
		
		
		
		
		
		
		
		
	 
	 |