Ik was weer eens m'n hw aan het maken en kwam toen op het volgende probleem:
vraag:
Een wedstrijdschaatser (82 kg) sprint weg en heeft in 3,0 s al een snelheid bereikt van 7,8 m/s. De tegenwerkende wrijvingskrachten kunnen nog worden verwaarloosd. Bepaal het vermogen dat de schaatser heeft ontwikkeld in de eerste 3,0 s.
Ik dacht:
a = v/t = 7,8 / 3 = 2,6 m/s^2
F = m * a = 82 * 2,6 = 213,2
P = F * v = 213,2 * 7,8 = 1,66 * 10^3 W
Het antwoord moest volgens de leraar echter 8,3 * 10^2 W zijn.
Toen ging ik het op een andere manier proberen:
Ek = 0,5 m * v^2 = 0,5 * 82 * 7,8 ^2 = 2,49444 * 10^3
P = delta E / t = 2,49444 * 10^3 / 3 = 8,3 * 10^2 W
Wat is er fout aan de eerste berekening?
|