Een oneindige zaal
met zoveel
doeken
Een eeuwig onthaal
vloeken
in die oneindige praal
Schaduwen
met honderden,
staan ze daar te staan
Een eeuwige kamer,
een ruimte zonder tijd,
lijd.
Feit,
er is niets,
dus ook geen nijd.
Maar ook,
goeds,
Afwezig in de kamer zonder tijd.
Dus,
waarom blijven,
in die kamer zonder lijd.
Waarom niet
vertrekken,
uit die ruimte zonder tijd.
En naar de wereld gaan,
met lijd,
maar ook met blijd.
Feit
(Een plotse ingeving, moet er zelf nog achterkomen wat dit te betekenen heeft. Waarschijnlijk een angst voor een leegte, een ruimte met niets, een eeuwige slaap zonder wakker te worden. De dood.)
|