“Het fantastische, want zo mag je het wel noemen, van De ontdekking van de hemel is dat er inderdaad maar heel weinig in staat dat achteraf niet van een grote noodzaak getuigt. Bijna alle zijwegen die de auteur inslaat, en dat zijn er nogal wat, en vrijwel alle hoofd- en bijpersonen die hij opvoert, alles wekt, als het boek uit is, de indruk dat het in het boek thuis hoort.”
In deze argumentatie blijft impliciet de waarderingsregel: ‘Als alles wat in een boek voorkomt, noodzakelijk is voor het verhaal, dan is het boek op dit punt positief te waarderen’. Deze waarderingsregel heeft betrekking op de compositie.
(Oeh yeah, baby

)