|
14.55, 20/04/2006
Lieve Esmer,
Daar ben ik weer. Ik weet nu nog niet wat ik ga schrijven, meestal heb ik vantevoren wel in mijn hoofd welke vraag ik ga stellen, waar ik het over ga hebben. Vandaag niet. Ik zie wel waar ik eindig.
Iets zwart op wit lezen kan heel goed zijn. Of juist niet. Het is dan in een keer echt. Het bestaat, het is zo. Het dwaalt niet meer rond in je hoofd, het staat echt op papier. Soms werkt dat, is het positief wat er staat. Soms ook niet. Ik heb het nog niet mee gemaakt dat ik iets moeilijks via een brief te horen kreeg. Wel dat het hardop werd gezegd. Toen ik bij mijn psycholoog te horen kreeg 'waar ik last van had,' om het maar even ze te zeggen, heb ik dat thuis eerste en paar keer opgeschreven. Dan pas word het echt. Het is vaak genoeg dat me iets gezegd word, en dat ik daar eerst over na moet denken voordat ik het echt doorheb.
Alhoewel, ik heb het wel één keer meegemaakt dat het op papier stond, iets wat ik niet wilde horen. Het kreeg ineens een leven, want iedereen kon het lezen.
Ik weet weer wat ik me vanmorgen afvroeg. In hoeverre ligt je karakter vast? Tot waar word het gevormd en vanaf wanneer is het er gewoon? Mijn zusje is elf, en heeft in de zomer verschillende operaties gehad. Het is een groot ziekenhuis waar ze behandelt word, maar ze weet zich goed te redden. Ze komt er al vanaf haar derde, misschien scheelt dat. Mijn ouders hebben haar altijd zelf laten vertellen wat er was, hebben altijd haar het woord gegeven als er iets gevraagd werd. Ze kan zichzelf daar goed redden, tegenwoordig is ze daar zo makkelijk in ('wacht maar, ik vraag het wel even aan die mevrouw'), dat je haar in principe alleen nog maar hoeft af te zetten bij de deur. De rest vind ze zelf wel. Dat gebeurt niet, maar het gaat om het idee. Nu vraag ik me af, in hoeverre is die zelfstandigheid door mijn ouders gevormd (want ze lieten haar altijd alles vertellen, ze regelde zelf een heleboel)?
Een ander voorbeeld: ik reageer af en toe nogal fel, omdat ik een tijd heb gehad dat ik heel erg hard van me af heb moeten bijten om geaccepteerd te worden. Heb ik dat felle reageren altijd gehad, of komt dat door die periode in mijn leven?
Misschien een heel wazig verhaal, maar beter kan ik het op dit moment niet uitleggen.
Muziek is goed. Tenminste, bij mij wel. Muziek kan alles met me doen. Bij bepaalde nummer kan ik heel erg hard huilen, omdat ze me aan een bepaald persoon doen denken, bij andere nummers kan ik helemaal uit mijn dak gaan, omdat ze me eraan herinneren wat ik allemaal overwonnen heb. Muziek is goed.
Andere vraag: Heb jij een alter-ego? Zie jij jezelf wel eens als een anime-tekening, een stoere heldin, of een superzangeres?
Ik weet het niet.
Af en toe, als ik het niet meer weet, ga ik naar een bos. Niet naar een bestaand bos, maar naar mijn eigen bos. In mijn hoofd. Ik heb het eens beschreven op papier. Het is een bos met veel groen. Er zijn geen precies aangegeven paadjes, maar een pad dat is gemaakt door het vele lopen dat ik al heb gedaan. Door de hoge oerwoudbomen komt veel zonlicht, en dan zie er van die stofdeeltjes doorheen vliegen, zodat er een heel mooi effect ontstaat. Ik hoor geen vogels fluiten, maar ze zijn er. dat weet ik gewoon. Het enige er te luisteren valt, is de wind in de bomen en
het gekabbel van een beekje. Langs het beekje liggen een paar keien. Bij het beekje ligt een huis. Een echt sprookjeshuisje, een klein huisje. Met een grote donkere, zware deur, een rieten dak en ruitjesramen. Als ik naar binnen ga staat er een rechthoekige ruwhouten tafel met een paar stoelen. Verder het huisje in brand de openhaard, er is weinig licht, maar het vuur maakt het goed. Er staat een kleine boekenkast, met heel veel boeken. In het midden van de kamer staat een grote stoel. een grote leunstoel. Een echte, waarin opa's in kerstfilms altij zitten. Met grote armleuningen, en een kussen waar je bijna inzakt. Heerlijk is het daar.
Als ik weer naar buiten loop, zit er een grote bruine hond op een van de keien. Ik weet niet hoe hij heet, maar hij is goed. Dat voel ik. Ik ga naast hem zitten. Als ik hulp nodig heb, dan is hij er. Dan vraag ik of hij me wil helpen, omdat ik het niet alleen kan. Hij luistert ook nog altijd. Hij is lief. Hij heeft een buisje met energie om zijn nek hangen, altijd als ik daar kom. Als ik denk: dat buisje heb ik nodig, mag ik het pakken en in mijn broekzak doen.
En weetje wat het gekke is? Altijd als ik uit dat bos kom, een verbeelding, een fantasie die ik zelf heb gemaakt, dan voel ik me beter. Dat is het enige dat ik weet, het enige dat op dat moment belangrijk is.
Heb jij zo'n plaats?
Succes met je keuze. Het valt vast wel goed op z'n plaats.
Liefs,
Caroline
|