Advertentie | |
|
11-10-2009, 17:26 | |
Huilend lag Neeltje van Damme op haar bed. Ze had al vele zakdoeken gebruikt om haar tranen te drogen, maar het baatte niet.
'De rotzak!' fluisterde ze kwaad. Ze was vanmiddag langs de haven gelopen om wat vis te kopen voor moeder, en had daar Isengrijn zien lopen. Hij had haar nu al weken het hof gemaakt en Neeltje was verliefd op hem geworden. Tot vandaag. Op de haven had ze gezien dat hij zonder blikken of blozen een ander meisje probeerde te versieren. Met tranen in haar ogen was ze de haven afgerend. Die afschuwelijke naarling, met zijn bruine ogen en lange blonde haar dat elk meisje voor hem liet vallen. Ze zou hem wel krijgen! Thuis ging het de laatste tijd ook al zo vreselijk. Geld hadden ze nauwelijks meer en vader werd steeds bozer en moeder steeds zenuwachtiger. Neeltje wist dat ze plannen hadden om haar uit de huwelijken aan Jan Gerritsz, de zoon van een of andere kuiper. Jan was een gluiperd, dat wist iedereen. Hij had sluik, vies haar en kleine loeroogjes. Ze zouden haar uithuwelijken voor ze zeventien werd, dat wist ze zeker. Nog steeds zinde ze op wraak op Isengrijn. Isengrijn had haar terloops verteld om aan te monsteren bij een of ander schip dat binnenkort uit zou varen. Een geweldig idee kwam in haar op.
__________________
"The moment one gives close attention to anything, even a blade of grass, it becomes a magnificent world in itself.''-Henry Miller
|
11-10-2009, 17:32 | ||
Citaat:
@Rivka Geweldig idee dat Neeltje verliefd wordt op Isengrijn.^^ |
12-10-2009, 18:21 | |
Annamaria de Salgas loopt ongeduldig heen en weer. Ze hadden toch echt hier afgesproken, voor de taveerne, in de haven! Haar ouders waren zo tevreden geweest dat ze eindelijk een keurige jongeman had ontmoet, die haar meenam naar de opera en magische muziek kon spelen, waarmee hij de lammen liet dansen en de stommen liet zingen. Hij was inderdaad enorm muzikaal en hij had een groot talent voor de magie. Maar het was een vreselijke kunstenaar. Hij lag vast weer lam van de mede in zijn bed, of in een ander zijn (of haar) bed.
Annamaria stampvoette en besloot maar een gesprekje aan te knopen met het lelijke oude wijf dat een eindje verderop op een bankje zat. Maar toen ze halverwege de straat was, sprak een knappe blonde jongeman de vrouw al aan. Daar ging haar gesprekspartner in wording. Annamaria keek om zich heen. Even verderop stond een groepje meisjes dom te giechelen. Ze durfde niet zo goed op groepjes af te stappen. Ze draaide zich om en besloot terug naar huis te gaan, toen iemand haar schouder vastgreep. |
12-10-2009, 19:15 | |
Jakob had ondertussen zijn plek aan de tafel gevonden. De drukte waar hij op had gehoopt -maar niet verwacht- was uitgebleven. Tot nu toe waren er twee mannen en twee vrouwen aan zijn tafel geweest. Allen waren zuivere zeilers en hij kende ze al. Hun handtekening was een formaliteit, maar toch was hij blij dat hij vier bemanningsleden had die hij zou kunnen vertrouwen. Een van hen, ene Geraldien, was een tovenares. Niet een officiële. Volgens de verhalen had ze de Officier van Justitie betoverd. Dit was ontdekt en ze was prompt verboden magie te gebruiken.
Zachtjes sipte hij zijn mede en keek op zijn horloge. Het stond weer eens stil, maar toch wist hij intuitief dat hij op tijd was. De mensen voor zijn expeditie zouden vanzelf komen.
__________________
Altijd nuchter
|
12-10-2009, 20:12 | |
Isengrijn klopte zijn kleren af en liep naar de taveerne. Een meisje stond voor de deur. Ze keek een beetje hulpeloos om zich heen. Isengrijn schonk geen aandacht aan haar en stak zijn hoofd door de deurpost. Hij had geen idee hoe die Jakob eruit zag, dus zocht hij maar naar een stereotype kapitein. Niemand voldeed aan de eisen. Hij liep op de dichtstbijzijnde - toevallig het meisje - af, legde een hand op haar schouder en vroeg of deze schone dame hem misschien uit de brand kon helpen. Het meisje schrok en draaide zich snel om. 'Schrik toch niet, meisje.' sprak hij poeslief. 'Deze jongen doet je niets.' Hij gaf haar een knipoog. Ze viel voor hem, hij zag het. Het was ook altijd zo makkelijk. Het was duidelijk dat dit soort meisjes niet aan hem was besteed. Niemand, eigenlijk. Hij had genoeg aan zichzelf.
'Zeg, zo'n mooie dame als jij - of moet ik u zeggen? - kan mij vast wel vertellen waar ik ene kapitein Jakob kan vinden. Och, vergeet ik mij haast voor te stellen. Bij dames als jij - u - kan je niet aankomen met snelle vragen, is het niet? Ik presenteer u met trots: Isengrijn Kwanenhart van Molenhuysen tot Steeckelenberg de Groot van den Weiynvaart.' Een paar extra namen deed het altijd goed. 'Met wie spreek ik?' |
12-10-2009, 20:32 | |
@ Issun: Ze was verliefd, maar hij flirtte met een ander. Nu wil ze hem iets aandoen.
Neeltje wist dat Isengrijn over morgen om vijf uur uit zou varen. Ze moest snel nieuwe voorbereidingen treffen. Haar plan was om mee te gaan als matroos. Dat lukte heus wel, want ze was pas vijftien en veel boezem had ze niet. Aan een mes kon ze zo komen; haar vader had er zoveel. Ook was ze net te weten gekomen dat haar ouders Neeltje zo snel mogelijk aan Jan Gerritsz wilde uithuwelijken. Ze kon dus maar beter snel weglopen. Vanavond. *Drie uur 's ochtends* Gapend werd Neeltje wakker, maar ze was meteen helder. Ze stapte uit haar ledikant en sloop naar haar vaders studeerkamer, om daar een mes te stelen. Het was gegraveerd, een van de laatste messen die niet waren verkocht. Ze stak het tussen haar rokken, om vervolgens terug te gaan. Nu ging ze naar de kamer van haar broer Adriaan. Ze nam een paar hozen en wat hemden. Ook stal ze een blauwe pet. Dat moest goed zijn. Voorzichtig deed ze zijn kast open, waar ook een stel stevige schoenen in stonden. Met haar buit liep ze muisstil naar haar kamer. Eenmaal daar legde ze de spullen op het bed. Ze nam haar lange rode haar en sneed het bruut tot op de schouders af. Lange lokken vielen op de houten vloer. Ze deed haar nachtpon uit en trok het laken van haar bed. Ze scheurde er een flink stuk af en bond het om haar borst, om vervolgens een grijs hemd aan te doen, een grauwe broek en de blauwe pet. De schoenen waren veel te groot, maar dat moest maar. Snel vulde ze een plunjezak met wat eten en de schone spullen. Het was tijd.
__________________
"The moment one gives close attention to anything, even a blade of grass, it becomes a magnificent world in itself.''-Henry Miller
|
12-10-2009, 21:00 | |
Offtopic: Rivka*, je gaat een beetje snel. Het is handig om nog even in de huidige tijd (de Taveerne) te blijven, zodat iedereen daar kan zijn. Daarnaast is het niet waarschijnlijk dat ze de dag daarna al vertrekken, want Jakob huurt nu pas mensen in
__________________
Altijd nuchter
|
13-10-2009, 07:38 | |
Offtopic: wou ik ook net zeggen: laten we geen tijdsprongen maken.
'Dag meneer - eh...' Al die namen! Als die opgeblazen mannetjes nou eens gewoon Heijn heetten, of Jacobsz, dan kon ze het tenminste onthouden! 'Ik ben Annamaria...' was het nou nodig om met haar achternaam te pronken? Ja, hij was buitenlands, dat klonk sjiek... maar hoe sjiek kon een meisje in een eenvoudige jurk van tafzijde en zonder gepoederde pruik zich nu helemaal voordoen? 'Ik ken geen kapitein Jakob, ik ben niet zo thuis in de scheepvaart. Sorry.' Ze wilde wegdraaien, toen ze zich bedacht dat ze pamfletten had gezien. Van een kapitein die ronselde - in deze taveerne! 'Wacht!' zei ze. Ze was goed in het herkennen van mensen. Misschien gaf deze man, met al zijn achternamen, haar wel een paar koperstukken als ze de goede man kon aanwijzen - en hoe moeilijk kon dat zijn? - dan kon ze alleen naar de opera! 'Ik denk dat ik hem toch ken meneer, kom maar mee,' wenkte ze Isengrijn. Ze zette haar liefste glimlach op. |
13-10-2009, 13:18 | |
De domme meid deed eerst terughoudend, maar bleek toch bruikbaar. Ze wenkte Isengrijn en samen liepen ze de taveerne in. Ze keek eerst even rond en Isengrijn wilde haar al afwimpelen, maar vervolgens wees ze naar een man achterin de taveerne. Een korte bruine baard sierde zijn gezicht. Ze bood aan om even mee te lopen om te kijken of zij het juist had.
'Ik heb uit betrouwbare bron' - een knipoog naar het meisje - 'vernomen dat u de kapitein Jakob bent waar ik naar zoek.' De man nam een slok van zijn mede en knikte. 'Laat ik mij even voorstellen, Isengrijn Kwanenhart van Molenhuysen tot Steeckelenberg de Groot van den Weiynvaart in den Kaapschaefer Gesterenberg.' De waterval aan namen werkte, wederom. Het meisje sloeg geen acht op het feit dat hij nog twee namen had toegevoegd. Hij vervolgde: 'Ik ben hier om mij aan te bieden als bemanningslid voor de reis naar Atlantis. Of heeft u al een Consultor der Winden op uw vaartuig toegelaten?' Hij liet de man even nadenken en gooide het meisje een - vervalsd - zilverstuk toe. Het meisje glunderde en de kapitein was duidelijk geimponeerd door deze gulheid. Wat was Isengrijn toch tevreden met zichzelf. |
13-10-2009, 13:38 | |
Reed stond midden op het grote plein, zijn ogen gesloten. Hij concentreerde zich op het gevoel van pijn, maar kon gelukkig, naast de gebruikelijke pijn die men voelt bij het geslagen worden, niets opmerkelijks onderscheiden.
Hij deed zijn ogen open, pakte zijn tas tussen zijn benen vandaan en liep recht vooruit, de Taveerne in. Het was weer eens tijd om een nieuwe baan te zoeken. Hier in de stad waren er veel mensen die hulp nodig hadden maar die het zich niet konder veroorloven om een magische genezer te betalen. Daarom had hij de laatste tijd zichzelf voor niets uitgeput, want jazeker magie was uitputtend, en daar was hij niet rijker van geworden. Hij besloot gisteren, toen hij de pamfletten zag, dat het tijd was om iets nieuws te proberen, iets dat hopelijk een beetje zou verdienen. Hij hoopte maar dat Kapitein Jakob genoeg geld had. Reed was een geneesheer, een officiële, gecertificeerde genezer die mensen met behulp van magie genas. Hij had het aanbod om in het Hoofdhuis der Genezingen te werken afgeslagen en had besloten dat hij de wat armere mensen wilde genezen. In het land waar hij vandaan kwam had hij geleerd om het verschil tussen sociale statussen te negeren en ieder mens gelijk te behandelen. Hij hoopte dat, als hij werd aangenomen, er op het schip geen Hoge Heren zouden zijn die hem zouden willen eigenen.
__________________
Ik klop op de deur van de steen. / 'Ik ben het, doe open.' // 'Ik heb geen deur,' zegt de steen.
|
13-10-2009, 20:51 | |
Die man was dan misschien zelfingenomen, hij had haar mooi wel een zilverstuk gegeven! Annamaria's ogen werden groot. Ze kon niet alleen naar de opera, ze kon ook een pruik aanschaffen, of een nieuw parelsnoer, of een liefdesdrank, of ze kon gaan reizen...
Reizen. Opeens kreeg Annamaria een fantastische ingeving. Ze wachtte tot Isengrijn en de kapitein uitgepraat waren. Toen wendde ze zich tot Kapitein Jacob. 'Mijnheer - eh... kapitein? Heeft u misschien al een kok aan boord?' Niemand kon koken als een vrouw. En ze was al een heuse vrouw, van huwbare leeftijd, en koken kon ze uitstekend. Bovendien kon ze het dek schrobben, kleren stoppen... en reizen. Haar ogen glinsterden. |
14-10-2009, 09:56 | |
Jakob kon zijn glimlach nauwelijks onderdrukken nu het toch echt storm begon te lopen. Hij richtte zich eerst tot de man die een enorm lange naam had opgegeven. Iets aan de man maakte dat hij zich oncomfortabel voelde. De van Molhuysen familie was de enige waar hij bekend mee was en hij kon zich niet herinneren dat ze zo'n nette reputatie hadden. Daarnaast gebruikte adel meestal niet meer dan twee namen, en noemde deze man er wel vier of vijf, zonder een titel. Ridder, graaf, hertog... Een vreemde snuiter. "Heeft u papieren van het Departement?" vroeg hij netjes. Hij hield zijn gezicht zo veel mogelijk in de plooi.
Het meisje dat naast Isegrijn stond en een beetje grote ogen staarde naar het papier voor hem. "Ik heb nog geen kok, jongedame," zei hij vriendelijk. "Overweegt U zich aan te bieden hiervoor?" Als dit een goede kok was, kon hij ook weer een open plaats van zijn lijst strepen. Hij hoopte vooral op een genezer. Een gecertificeerde als het kon, maar hij had niet veel hoop. De Certificaten van de Genezing werden meestal alleen aan de allerbeste uitgereikt. Kwakzalvers waren er echter genoeg.
__________________
Altijd nuchter
|
14-10-2009, 11:17 | |
Annamaria's maag maakte een salto. Snel graaide ze in de buidel die om haar schouder hing. Ze greep er een stuk brood met amandelspijs uit, dat ze die morgen gebakken had om mee naar de opera te nemen. 'Hier meneer, dit heb ik gemaakt.' Voorbeelden deden het vast goed, dacht ze. Zenuwachtig strekte ze haar hand uit. 'Ik ben De Salgas. En ik zou graag meegaan als kok!' ze glimlachte. Natuurlijk, naar die opera zou ze nog gaan - misschien was de jongen daar ook wel! Maar daarna zou ze haar spullen pakken, afscheid nemen thuis... en meegaan met de expeditie van Kapitein Jakob.
|
14-10-2009, 14:38 | |
Isengrijn dacht af te zijn van het meisje toen hij haar een munt had gegeven, maar vervolgens begon ze te zeuren over één of ander stuk brood. Die Jakob was een kleinere sukkel dan hij eerst had gedacht. Iets kleiner dan. Hij putte uit zijn omvangrijke leugenvoorraad en zei: 'Mijn papieren? Dat is een akelige kwestie die ik met u moet bespreken. Ziet u, ik ben naar deze stad gekomen voor een reis naar Atlantis. Uiteraard had ik op mijn dag van vertrek de benodigde papieren bij me. Tijdens een tussenstop werd ik tot mijn ongenoegen beroofd door een stel brede kerels, u weet wel, dat type met littekens en minimale kennis van onze taal. Deze mannen hebben toen - u raad het al - mijn papieren van mij afgenomen. Nu ben ik natuurlijk niet van gisteren, want ik had mijn papieren zorgvuldig laten kopiëren. De boeven hier zijn slim, dat moet ik bekennen, want zij doorzagen mijn truc en namen ook het tweede paar papieren mee.' Hij liet de man even nadenken.
'Vervolgens ben ik bij mijn zwager Adelbert langsgegaan die mij voorzien heeft van nieuwe kleding en een dosis geld. Helaas kon hij geen papieren verstrekken. Maar, ik kan u verzekeren dat mijn papieren nog vóór onze aankomst in Atlantis gereed zullen zijn en ik ze aldaar aan u kan overhandigen. Hopelijk overtuigd u dit genoeg. Ik ben overigens bereid om extra te betalen voor dit ongeval.' Zo te zien werkte het opnieuw. En zelfs al zou het niet werken, dan had hij altijd nog een paar troeven achter de hand. Alles liep volgens plan. |
Ads door Google |
15-10-2009, 16:52 | |
Toen hij de Taveerne binnenkwam zag hij de ogen van de dames - hoeren - zijn lichaam bekijken, hij wist dat de dames zagen dat hij een genezer was, hij had immers zijn lange, groene, gewaad aangetrokken. Ze dachten waarschijnlijk dat hij één van die genezers was die zijn cliënten tonnen geld vroeg, als ze wisten dat hij bijna blut was zouden ze hem vast niet zo hongerig aankijken. Hij keek een van de dames verachtend aan, ze begrepen zijn boodschappen en begonnen weer achteloos voor hun uit te kijken.
Reed liep naar de tafel toe waaraan kapitein Jakob zat. Hij zag een man en een meisje bij de tafel staan. Het meisje pakte iets uit haar buidel en liet het de kapitein zien, het was een stuk brood, en de man keek lichtelijk geïritteerd naar het meisje. Hij hoopte maar dat die man niet mee zou varen op het schip van kapitein Jakob, hij mocht de man nu al niet. Reed ging dichterbij de tafel staan en keek de kapitein rustig aan. Toen de kapitein opkeek naar hem keek Reed met een vragende blik naar de kapitein. 'Ik ben Reed, een genezer. Ik hoop dat u nog een genezer zoekt en nog zin heeft om mijn papieren te controleren, ik weet zeker dat er al verscheidene kwakzalvers zich bij u hebben gemeld met vervalste papieren.' zei Reed tegen de kapitein, en terwijl hij een certificaat uit zijn tas haalde: 'Maar ik denk dat u wel weet dat een MC-stempel niet na te maken is.' Hij liet de kapitein zijn certificaat met de stempel zien.
__________________
Ik klop op de deur van de steen. / 'Ik ben het, doe open.' // 'Ik heb geen deur,' zegt de steen.
|
15-10-2009, 17:04 | |
Terwijl de genezer zich een weg door de taveerne aan het roeien was, keek Jakob naar Isegrijn. "Ik wil papieren zien voor we uitvaren als je echt van het Departement bent," zei hij een beetje bekoeld. "Anders vaar je mee als gewone bemanning. Mijn doel is om voldoende geld te vergaren om ieder bemanningslid 100 zilver te betalen voor de gehele reis, en een deel in de winst die te maken. Meneer Isegrijn, mijn schip is onder curatele gesteld door het MC. Als ik mijn papieren niet op orde heb, ga ik achter tralies,"
Jakob hield de blik van de man nog even vast en richtte zich toch naar de andere man die was aangekomen. "Ik zou graag uw papieren willen zien," zei hij. Deze gekregen, overhandigde hij ze aan Geraldien die kort haar ogen sloot. Ze knikte en gaf Reed zijn papieren terug. "Dat lijkt me in orde. U hoorde net mijn verwachtte betaling. Als arts zal U recht hebben op 250 zilver en een deel plus een kwart van alle winst die we maken." Hij brak een stukje van het brood af. Hij kauwde langzaam en knikte. "Kan je ook overweg met half verrot voedsel?" vroeg hij. "Ik denk dat we geen Verschijner kunnen meekrijgen, dus we moeten het voedsel zelf vervoeren. Als kok zal je ook verantwoordelijk zijn voor de gezondheid voor de bemanning en recht hebben op 150 zilver."
__________________
Altijd nuchter
|
15-10-2009, 17:26 | |
Annamaria trilde van opwinding. Dit was de kans van haar leven! "Ik heb goed geleerd om voedsel te conserveren, zodat het lang bewaard kan blijven. Mijn moeder heeft me een ritueel geleerd," knikte ze. 150 zilver - zoveel geld had ze nog nooit bij elkaar gezien!
Ze merkte dat de man met de vele achternamen geïrriteerd was door haar, en bovendien hield ze een heelmeester op. Ze had het gevoel dat ze maar beter zo snel mogelijk kon gaan. Ze brak een stuk brood af en legde het voor de kapitein neer, die zou wel honger hebben. De rest stak ze in haar tas. "Hoe houden we contact, Kapitein?" |
15-10-2009, 18:59 | |
Er was inmiddels een genezer bij gekomen. Genezers waren Isengrijn net iets te koeltjes, maar verder goede gesprekpartners voor de wat meer intellectuele gesprekken. Het zou de reis misschien wat minder saai maken.
'Mijnheer Jakob, dat is geen probleem! Mocht er gepeupel van het MC langskomen, dan kan ik u verzekeren dat ze mij zullen herkennen als Consultor Isengrijn. Ziet u, ik heb een behoorlijke reputatie op weten te bouwen op mijn afdeling - vanzelfsprekend, natuurlijk. En mochten ze mij niet herkennen, vrees dan niet: ik zal het af handelen zonder u schade te berokkenen. Erewoord. Desnoods vaar ik niet mee. Maar dat willen wij allebei liever niet, of wel, mijnheer Jakob?' Hmm, dit ging toch wat moeilijker dan gedacht. Ach, het kwam uiteindelijk toch wel goed. |
20-10-2009, 16:38 | |
Jakob noteerde de namen en functies die ze voor ogen hadden. Ondanks de toevoer, waren er nog maar 2 betalende klanten, terwijl hij er nog 8 meer nodig zou hebben voor ze überhaupt uit konden varen. Uiteindelijk stond hij op en richtte zich tot de mensen die zich hadden verzameld. "We zullen morgen verzamelen om 9 uur in de ochtend. Vandaar gaan we de hele dag het schip vaarklaar maken en een proef vaart maken, zodat iedereen kan leren wat ie moet kunnen," zei hij. "Zijn er nog vragen?"
__________________
Altijd nuchter
|
Advertentie |
|
27-10-2009, 12:28 | |
Annamaria was dolblij. Ze mocht mee! Ze liet het brood achter voor de kapitein, die wel honger zou hebben, en wilde weglopen, toen de kapitein impliceerde of er nog vragen waren. Ze draaide zich om. 'Ja, meneer... eh.. Kapitein..? Wat moet ik zelf meenemen aan kookgerei? Wat is er beschikbaar op het schip aan beddengoed, naald en draad, pannen, borden, mokken, broodmeel, droge worst, visnetten, deegrollers, bier, water, messen, lepels, vaatdoeken, emmers, schrobbers, bezems en dergelijke?
'En wat doen we tegen ratten en muizen... Hebben we een scheepskat?' Het leek haar verstandig om te laten zien dat ze praktisch kon denken, evengoed als al die mannen. Wat ze niet hadden zou ze best kunnen inkopen vandaag. Zodra ze naar de opera was geweest. Want daar zou ze heengaan, hoe dan ook. |
27-10-2009, 16:07 | |
Reed kreeg een steeds sterker wordend gevoel bij de vreemde snuiter met te veel verzonnen achternamen. Hij zou liever gehad hebben dat kapitein Jakob hem niet geloofd had, want hij wilde niet dat het schip waar hij op zat, of kapitein Jakob, in problemen zouden komen en hij had een gevoel dat dat zeker zou gebeuren want hij geloofde voor geen moment dat die Isengrijn zijn papieren bij zich had.
Reed keek de kapitein aan en vroeg hem ongeveer hetzelfde als het meisje had gedaan, maar dan over wat er voor hem, als genezer, aanwezig was op het schip. Op zich had hij niet veel nodig, hij kon het meeste met magie doen, maar het zou handig zijn als er middelen zijn die hij kon gebruiken zonder magie te hoeven gebruiken. Reed was van plan om op het schip iemand aan te stellen die de simpelere klusjes voor hem zou kunnen doen, of hem voor even vervangen als het nodig was, en omdat hij bang was dat hij de enige magiër op het schip zou zijn leek het hem wel handig als diegene tenminste middelen had om een been te amputeren of wonden te dichten.
__________________
Ik klop op de deur van de steen. / 'Ik ben het, doe open.' // 'Ik heb geen deur,' zegt de steen.
|
27-10-2009, 16:52 | |
'Nee, mijnheer, uw zojuist aangestelde Consultor der Winden heeft geen vragen. Om 9 uur morgenochtend sta ik op uw stoep, of waar dan ook, klaar voor de reis. Ik verheug me erop om mee te varen met uw schip, mijnheer Jakob, dat doe ik zeker. Oh, en ik neem al mijn instrumenten en hulpmiddelen zelf mee, maakt u zich geen zorgen. Wilt u zo vriendelijk zijn mij te excuseren, kapitiein? Ik moet nog het één en ander voorbereiden - en u ook - dus vertrek ik bij deze.'
Isengrijn boog diep voor de kapitein, zei de genezer beleefd gedag en knikte naar het meisje. Met een zwier van zijn korte mantel draaide hij zich op zijn hakken om en liep hij zelfvoldaan de taveerne uit, de haven in. Isengrijn had wel hardop willen lachen, maar hij moest zijn adelijkheid behouden, uiteraard. |
27-10-2009, 17:01 | |
De hertog van de provincie 't Achterland, dhr. Vermiljoen, was op doorreis in de havenstad en stond net op het punt om het nieuwe opera-stuk "Miesjes moesje" te gaan bekijken in de stadsschouwburg van Havenstad toen er een ongeluk gebeurde nog geen 15 meter bij hem vandaan.
Hij had niet goed gezien waarom de heer, of moest hij jongeman zeggen, die met een noodgang door de bocht kwam zetten ten val kwam, maar het was zeker dat hij zich bezeerd moest hebben. Zonder enige twijfel liep dhr. Vermiljoen met rasse schreden naar de gekantelde wagen om eens te peilen of de jongeman nog aanspreekbaar was en vroeg:"Dat was een lelijke val, heb je iets gebroken?" enigszins versuft kwam het antwoord: "het... het gaat wel, maar... de schrik zit er goed in". "hoe heet je?" vroeg dhr. Vermiljoen, "Hans" was het korte maar zeer krachtige antwoord, nou Hans, laat ik je op een borreltje trakteren, dan kan je even bijkomen. "Graag antwoordde hans". Na enige tijd in het schimmige café vol rook kwam het gesprek op de haven, de Hertog kwam immers nooit in havens, dat hebben ze niet in 't achterland, hij luisterde met een afwisseling van verwondering en oprechte waardering naar de verhalen over het zeeleven en de activiteiten in de haven. ...Ja zei hans, en morgen vaart het schip "Die schoone dame" van kapitein Jakob uit naar het land dat ze "Atlantis" noemen... Plots was de Hertog zijn opera vergeten en onderbrak zijn tafelgenoot; "zeg hans, neemt deze kapitein Jakob ook nog passagiers aan?" Ja, zei Hans, ik geloof zeker van wel en overhandigde een poster. Dan, sprak de Hertog, zal ik afscheid van je moeten nemen, neem gerust nog een drankje op mijn kosten en liet pardoes een gulden florijn op de tafel vallen. Hans wilde de vriendelijke Hertog nog bedanken maar die was al de deur uit...
__________________
B. kiest tussen nergens vertroosting in vinden of door niet te speculeren of door filosofisch te redeneren, de derde optie betekent putten uit alle bronnen
Laatst gewijzigd op 28-10-2009 om 20:39. |
28-10-2009, 21:16 | |
De volgende ochtend had Jakob zich verkleed en wel aan boord van Die Schoone Dame gemeld. De Magisters hadden verder geen probleem gemaakt en zelfs de anker-ketting was los van de kade. Hij had Geraldien de stad in gestuurd met een boodschappen lijst van spullen die hij nodig zou hebben op zijn reis. In zijn riem staken een zwaard en een Flitspistool. Hij had besloten dat als hij als kapitein rondliep, hij zich het beste op elk moment moest kunnen verdedigen.
Hij herinnerde zich nog de dag van gisteren. De instructie die hij had achter gelaten voor zijn nieuwe bemanning om hun eigen spullen mee te nemen was niet persé in goede aarde gevallen. Hij vond alleen dat ook zijn bemanning best kon investeren in de reis. Hoewel de eerste passagier een hele goede was. Hertog Vermiljoen was naar zijn inschatting een goede man die het risico van de reis durfde en kon lopen. Alleen die Isegrijn was een vreemde snuiter. Aan de andere kant kon een goede Consultant der Winden het verschil maken tussen een succes volle missie en een debakel waarbij iedereen door ging. Kijk keek over de haven uit, terwijl de mist langzaam zich terugtrok naar het water. Vandaag zou alles goed komen. Hij wist het zeker. Die Schoone Dame
__________________
Altijd nuchter
|
29-10-2009, 19:30 | |
Offtopic: hehe, ik zit aardig in de buurt met m'n plaatjes, ik ben er niet tegen maar maak wel goede afwegingen, engelse vlaggen?
Spoiler
__________________
B. kiest tussen nergens vertroosting in vinden of door niet te speculeren of door filosofisch te redeneren, de derde optie betekent putten uit alle bronnen
|
29-10-2009, 19:46 | |
Een rode kater liep over de loopplank stiekem naar binnen, niemand zag hem.
Simon Vermiljoen stond op het voordek, zich aanmelden als opvarende bleek geen enkel probleem wel leek het de hertog vanmorgen dat de kapitein al een tijdlang op zwart zaad moest zitten enige kleine houtwerkreperaties, niet in de laatste plaats in zijn hut waren wel nodig. Simon was daarom met de kapitein overeengekomen dat hij zou zorgen voor wat kwaliteitshout en enig gereedschap. Hij had bovendien ook maar gelijk nieuwe trossen gekocht, dat kan nooit kwaad dacht Simon bij zichzelf, hij wist niet dat de rode kater nu juist tussen deze trossen lag te slapen. Het was geen slecht weer, maar voor hem als passagier was er niet veel te doen, de aangemonsterde zeelui waren elk druk met hun taken, alleen Isengrijn stond een beetje te lanterfanteren, hij besloot nader kennis te maken met "de consulator der winden", hij wist niet wat het inhield,.. misschien iets met het weer dacht hij bij zichzelf, er stond een stevig briesje.
__________________
B. kiest tussen nergens vertroosting in vinden of door niet te speculeren of door filosofisch te redeneren, de derde optie betekent putten uit alle bronnen
|
29-10-2009, 20:08 | |
Isengrijn stond op het dek en keek om zich heen. Brede kerels met stoppelbaarden waren met kratten aan het sjouwen en een lenige jongeman klom in de mast. De kapitein liep in gedachten verzonken rond en sprak hier en daar iemand aan. De heler en het meisje had Isengrijn nog niet gezien. Het was nog vroeg in de ochtend en daarom nog een beetje koud, maar regen zou er niet komen. De wind waaide.
Een deftige man - van Isengrijns stand - kwam op hem afgelopen. Nadat de man hem had gegroet en zich voor had gesteld als Hertog Vermiljoen, nam Isengrijn het woord: 'Mijn naam is Isengrijn Kwanenhart van Molenhuysen tot Steeckelenberg de Groot van den Weiynvaart in den Kaapschaefer Gesterenberg, maar op dit schip zal ik beter bekend staan als de Consulator der Winden.' Een buiging en een zwaai van zijn korte mantel. 'Een Hertog, zei u? Dat is zeer behaaglijk, mijnheer Vermiljoen. U snapt natuurlijk wel, hertog, mensen van onze stand hebben behoefte aan een goede en intellectuele gesprekspartner tussen al het ruig volk hier, en dat verlangen kan niet altijd bevredigd worden op een groot schip als dit. Ik verheug me op onze dialogen - wat denkt u bijvoorbeeld van de Ruysenbergkwestie? Zeer frappant, moet ik zeggen. Abominabel. Ach, ik spreek u bij ons vertrek nog wel, meen ik. Ik heb nu nog het één en ander te bespreken met onze kapitein.' Isengrijn groette beleefd, zoals dat hoort, en beende naar de kapitein toe. Inmiddels hadden een paar van die ruige kerels een krat laten vallen en was de inhoud, een verzameling touwen, gedeeltelijk op het dek terechtgekomen. 'Kapitein Jakob, verloopt alles volgens plan?' |
29-10-2009, 20:47 | |
Annamaria had die morgen afscheid genomen van haar ouders en zusters. Ze had een grote juten zak meegenomen, en de cyperse poes die bij hun inwoonde. Een poes zouden ze wel nodig hebben op het schip, tegen de muizen en de ratten. Ze had het zilverstuk dat ze van de meneer met de achternamen had gekregen nog, en daar kocht ze alles van wat ze nodig had. Ze liet een jongetje een paar flinke zakken meel halen en afleveren in de haven, bij het schip Die Schoone Daeme. Het jongetje was blij dat hij kon helpen. Intussen zocht Annamaria een paar goede kookpotten uit, deegrollers, theedoeken, kruiden en wat al niet nodig was om vis te bereiden en broden te bakken en hongerige mannenmagen te vullen.
Met een klein bundeltje kleren en een grote zak keuken- en huishoudgerei kwam ze aan op het schip, waar het een drukte van jewelste was. De scheepspoes dwaalde een beetje geschokt rond, vreemd van alle geurtjes. Algauw liep ze blij op een paar trossen af, die op het dek waren blijven liggen. Waarschijnlijk stond de vislucht haar aan. Annamaria besloot maar aan de kapitein te gaan vragen waar haar hut was, en waar ze de kajuit kon vinden. Ze hoopte maar dat haar hut niet hoefde te delen, want mannen konden ruig worden als ze lang op zee zaten en naar haar weten was ze de enige vrouw. |
29-10-2009, 20:55 | |
Met een enorme koffer achter zich aanslepend kwam Reed aan bij het schip. Hij negeerde de drukte en liep het ship op, naar de kapitein. Vlak voor hem schoot het meisje de kapitein aan. Geduldig ging Reed op zijn koffer zitten en keek wat er zich buiten het schip gebeurde. De hertog stond buiten te praten met een paar van de bemmaningsleden van het schip
Toen het meisje haar hut aan gewezen kreeg vroeg Reed de kapitein waar hij zichezelf en zijn helershut kon installeren. Hij verwachtte niet dat het hut erg gebruiksgemakkelijk zou zijn, hij zou vast het één en ander moeten verstellen en verbouwen. Zuchtend vroeg Reed zich af waarom kapitein Jakob daar niet aan gedacht had.
__________________
Ik klop op de deur van de steen. / 'Ik ben het, doe open.' // 'Ik heb geen deur,' zegt de steen.
|
02-11-2009, 09:17 | ||
Citaat:
__________________
Altijd nuchter
|
02-11-2009, 12:54 | |
Terwijl de mannen en vrouwen van zijn bemanning zich klaar maakten voor de reis, vroeg Jakob zich stilletjes af hoe lang het zou duren voor de eerste dode zou vallen. Het was allemaal haastig, ongecontroleerd en het aantal echte zeelui was schrikbarend klein. Hij had al gezien hoe zijn scheepsmaat -Anton- twee ruziende vrouwen uit elkaar had getrokken en beiden een ram voor hun hoofd had verkocht. Het zorgde er in ieder geval voor dat de bedden goed waren verdeeld; voor voor de mannen, en achter voor de vrouwen.
"Anton, maak ons klaar voor vertrek," zei Jakob tegen zijn maat. "De haven uit en dan zuid-zuid-west met de zeilen op half doek. Maak teams van een ervaren zeeman met drie nieuwe en stuur ze de hoogte in. Over drie dagen wil ik met ze kunnen zeilen alsof ze nooit anders hebben gedaan." "Ja, meneer!" zei Anton, en klapte zijn handen tegen elkaar. Hij liep naar de jonge kok toe. "Zet ogenblikkelijk die zooi van je binnen en wees terug op het dek met een broek aan voor ik je met een stok uit je kist kom halen! Hey, jij daar! Laat dat touw los, of je krijgt een pak rammel!"
__________________
Altijd nuchter
|
Advertentie |
|
|
|