Graag wil ik jullie mening weten over een kort verhaal dat ik geschreven heb:
Het regende die avond. Ineens stonden we heel dicht bij elkaar. De regen stroomde heel erg hard uit de lucht en dat zorgde voor romantisch getik op het dak van de bushalte. Maar wij stonden droog. De onbekende blondine en ik. We keken elkaar diep in de ogen en zeiden niet de woorden die we hadden willen zeggen. We spraken wel, maar zeiden niets. Onwennig stond ze voor me. Ik sloeg mijn armen om haar heen. De bus zou nog wel even op zich laten wachten.
Een paar uur eerder was ik haar tegengekomen in de stad. We raakten in gesprek over één of andere zanger en zei beweerde iets, waarvan ik zeker wist dat het niet zo was. Of andersom. In elk geval zaten we een kleine drie kwartier later samen, met een kop thee, te luisteren naar een CD van die zanger. En later luisterden we nog naar Sting. En naar de Dire Straits. Tot het dus begon te regenen en ze zeker wist dat ze naar huis moest.
~
Het regende die avond. Het kwam uit de lucht vallen alsof het iets wilde zeggen. De onbekende jongen en ik stonden droog in het hokje van de bushalte. Ik vertelde dat ik het een leuke avond vond, dat ik meestal niet zomaar met een man mee naar huis ging. En al helemaal niet om zomaar een cd te beluisteren. Maar dat het wel gezellig was geweest, dus… Hij leek niet heel erg te luisteren naar mijn woorden, maar keek me doordringend aan. Ik voelde me een beetje ongemakkelijk en wist niet goed wat ik met de situatie aan moest. Hij sloeg zijn armen om me heen. Gelukkig kwam de bus nog niet.
Een paar uur eerder was ik hem tegengekomen op een terras. Hij beweerde dat Jim Morrison in 1971 was overleden in Parijs. Maar ik wist zeker dat het in 1972 was. We kregen een discussie en hij wilde zijn gelijk meteen laten zien. Ik werd meegesleurd naar zijn huis, waar we thee dronken, luisterden naar een CD van The Doors, en daarna naar Sting en de Dire Straits. Ondertussen praatten we over muziek en andere zaken. Ik had nog uren kunnen kletsen, maar morgen zou het weer vroeg dag worden.
~
Ik streelde zacht haar blote arm en zei iets over de regen. Best achterlijk om daarover te beginnen terwijl je eigenlijk gewoon het liefst je lippen op haar zachte mond zou willen drukken voor die ene, echte en lekkere zoen. In mijn gedachten hoorde ik de romantische vioolmuziek al de regendruppels overstemmen. Maar ik deed niets. Ik keek naar de klok op de kerktoren en zag dat de bus zo zou moeten komen. Ik moest toeslaan, maar wat hield me toch tegen?
~
“Het blijft regenen.” Zei hij. Ik hoorde het, maar het drong niet door. Ik zag z’n lippen bewegen, maar kon nauwelijks verstaan wat hij zei. Ik was verdoofd van verlangen. Wanneer zou hij de eerste stap nemen? De bus zou over een paar minuten komen. Zoals zijn lippen bewogen leken de minuten uren te duren. Ik kon er eindeloos naar kijken. “Toe dan.” Zei ik in gedachten. Maar er gebeurde niets.
~
Ik deed niks. Domme lul die ik was. Het begon ook nog te stormen. Ik had teksten in mijn hoofd van de zanger waar we over discusieerden en wilde zijn teksten toepassen op eeuwige liefde tussen haar en mij. Maar dat zei ik niet. Ik dacht aan haar lieve woorden eerder die avond. Ik dacht aan haar mooie blikken, vlak daarvoor. Die lieten toch niets aan duidelijkheid over? Of wel? Haar lippen leken zo zacht: geschapen om gekust te worden. Wat hield me tegen? Onzekerheid? Het moment? Die vervloekte regen? Ik weet het nu nog niet. Maar ik stond mijn moed bij elkaar te verzamelen. Net toen ik het laatste beetje moed uit mijn broekzak haalde, zag ik in de verte twee koplampen aankomen...
~
Waarom drukte deze mooie jongen zijn lippen niet op de mijne? Waarom pakte hij me wel vast en leek het alsof we de sterren van de hemel dansten zonder dat we bewogen? Wat hield hem tegen? Ik zonk weg in onzekerheid. Vond hij me niet mooi genoeg? Of was ik te saai voor deze levendige jonge God? Ik zag een twinkeling in zijn mooie ogen. Nee, het was een weerspiegeling. Ik keek opzij en zag in de verte iets aan komen. Het was toch niet…. Kom op. Kus me! Druk je hemelse lippen op de mijne en laat me nooit meer los. Waarom neem ik zelf niet het initiatief? Ik…
~
Het was nu of nooit. De bus stopte voor ons. Ineens was daar het onvermijdelijke moment waar we al twintig minuten op hadden gewacht, maar wat van mij nog uren weg had mogen blijven. Zou het heel slecht zijn om te vragen of ze bleef slapen? Ik voelde me verward. Een onnadenkende idioot, dat was ik. Ik kon dit meisje niet mee nemen om de hele nacht naar haar te kijken in het flauwe schijnsel van de maan. We kusten elkaar gedag. Het was een flauw afscheid na een mooie avond.
~
Zou ik het doen? Of moest ik het aan hem overlaten? Ik voelde me opgelaten. Ik wist niet wat ik er mee aan moest. Wat zou hij denken? Hij wilde mij toch ook zoenen? Sterker nog: ik zou het liefst in zijn armen in slaap vallen vannacht. Misschien zie ik hem na vandaag nooit meer. Het licht weerkaatste in zijn donkere ogen, de druppels van de regen kon je in die ogen zien vallen. Het gebrom van de motoren van de bus trok alle aandacht naar zich toe.
Hij boog zich voorover en kuste mijn wang. De regen kuste mijn haar. Was deze jongen de regen maar.
~
In de bus keek ik om en zag ik hem nog staan. Hij zwaaide met die mooie handen. De handen die mij hadden vastgepakt en die mij rechtstreeks zijn armen in gedirigeerd hadden. En dan die lippen. Lippen die mij de hemel in hadden gepraat. En zijn ogen. Die begonnen te glunderen als hij over zijn leven vertelde. Eén brok levenslust, trots en energie. Ik keek om en wist het zeker: dit is hem.
~
Ik keek haar na. Alle liefde die ik bezat concentreerde zich in twee steeds kleiner wordende rode lampjes... En dat werd dan ook nog verdoofd door regendruppels. Moedeloos nam ik plaats op het bankje waar we net nog samen naast hadden gestaan. Ik bleef daar zitten tot de bus ruimschoots uit het zicht was. Door de regen dwaalde ik terug naar huis. Nat kwam ik aan, bij de deur hoorde ik de Dire Straits al. We hadden er samen naar geluisterd. Ik was verward. Mijn droom was snel aan een eind gekomen. Misschien kwam er nooit meer een herkansing. De asbak met haar peuken stond er nog. En ook het lege pakje sigaretten verbeeldde ik me niet... Shit.
|