Daar liep hij dan, de krakende, treden missende trap op, angstig, koud en nat van het onophoudelijke regenweer buiten.
Hij moest voornamelijk lopen op gevoel, aangezien het boven pikkedonker was. De enige plek waar nog wat licht vandaan kwam was de deuropening, beneden, in de gang. Onder waren er op wat glasscherven die stevig vast waren gekit in de kozijnen na, geen ramen meer, dus het tochtte behoorlijk in de woonkamer waar ook de deuren zoek waren.
De trap maakte een scherpe 90 graden bocht. Toen de man deze bocht nam, zag hij dat er wat licht kwam uit een kamertje op de eerste verdieping, de deur stond op een kier, het licht kwam waarschijnlijk uit de overblijfselen van wat ooit een raam zou zijn geweest.
Boven aan de trap kwam hij in een gang terecht, alles was donker, alles, behalve die ene spleet die licht scheen uit het enige kamertje waarvan de deur niet dicht was. Hij liep naar het licht, struikelde bijna over iets, de grond was bezaaid met bakstenen en allerlei rotzooi – voor zover je kon zien in de donkere gang.
Bij de deur aangekomen pakte hij de klink vast, trok die naar achter. De klink liet los, viel op de grond.
Hij schrok en keek snel, angstig om zich heen. Er bewoog wat in de kamer, hij pakte de deur vast en opende hem.
Direct doorzochten zijn ogen de kamer, een grote houten kast waarvan één deur en verschillende laden misten, een omgevallen bureau met drie poten en in de hoek stond een oude, roestende bureaustoel waarvan de leren zit en rugleuning waren afgescheurd.
Er was een mooi groot raam waardoor je de weg kon volgen, zover als je maar kon kijken, helaas was van dit raam ook niet veel over en regende het naar binnen.
De man liep terug de gang in en opende een andere deur, precies dezelfde kamer, maar totaal leeg. Een andere deur, die leidde naar de zolder trap, zat op slot. Een laatste deur leidde je naar de badkamer, waar enkel nog een badkuip in stond.
Het werd al aardig donker, de man had honger, maar het was te laat om op zoek te gaan naar voedsel, dat zou hij morgenochtend doen. Hij was moe en wilde gaan slapen.
Beneden, in de woonkamer scheurde hij een vastgespijkerd tapijt van de vloer in het laatste licht dat die dag te bieden had.
De man rolde het tapijt op en droeg het onder zijn arm voorzichtig de trap op. Hij liep de badkamer in, gooide het tapijt in de badkuip, deed de deur op slot en vulde het kleine badkamer raampje met wat bakstenen en behang uit de gang.
Hij ging in de badkuip liggen en draaide zich in het tapijt, zette zijn gasmasker af en viel haast gelijk in slaap, hoe koud en nat hij ook was.
Laatst gewijzigd op 29-08-2011 om 15:57.
|