Registreer FAQ Berichten van vandaag


Ga terug   Scholieren.com forum / School & Studie / Huiswerkvragen: Cultuur, Maatschappij & Economie
Reageren
 
Topictools Zoek in deze topic
Oud 23-10-2011, 15:27
Kbean
Hoi,

ik heb binnenkort een toets over economie (H6, H7, H8 van het boek Percent, als dat bekend is), en ik snap een paar opgaven niet of half. Ik hoop dat jullie me de opgaven kunnen uitleggen, want economie is echt mijn slechtste vak aller tijden. ;-)

Opgave 1:
Op 1 januari 2003 beschikte een land over een kapitaalgoederenvoorraad met een waarde van 3000 mld.
In de loop van 2003 werd op de vaste kapitaalgoederenvoorraad voor €90 miljard afgeschreven.
Van de bruto-investeringen in 2003 diende 40% ter vervanging van versleten vast kapitaal.
De afschrijvingen waren gelijk aan de waarde van de vervangingsinvesteringen.
Het bedrijfsleven in dit land produceerde in 2003 goederen met een marktwaarde van 700 mld.
Er vonden onderlinge leveranties plaats voor een totaalbedrag van 110 mld.
1. Bereken de netto-investeringen in 2003.
2. Bereken het netto nationaal inkomen in 2003.

Opgave 2:
Gegeven een land met een open economie met overheid waarin B=20, C=80, S=15, saldo buitenland = 8, saldo overheid = -3, afschrijvingen 10, alles in mld.
1. Bereken Ibruto
2. Bereken particulier spaarsaldo
3. Bereken Ybruto
4. Bereken nationaal spaarsaldo

Opgave 3:
Gegeven is voor de hele opgave:
C = 0.75 (Y-B) + Co
B = 0.4Y + Bo
I = Io
O = Oo
Y = W
W = EV
EV = C + I + O
In mld.
In de uitgangssituatie geldt: Co = 45, Bo = -40, Io = 50, Oo = 150.
Verder is van de arbeidsmarkt gegeven:
Av = Y/100.000 vraag naar arbeid
Aa = 6 mln aanbod van arbeid.
Productiecapaciteit = Y* = 554 mld.
Ka = 2770.

Dan volgt nu het deel van de vragen van deze opgave die ik niet snap:
De eindvergelijking van het vraagmodel luidt Y = 20/11 (Co + Io + Oo) - 12/11 Bo
Ga nu uit van een inkomensevenwicht bij Y = 500 mld.
1. Bereken het overheidssaldo in de uitgangssituatie.
2. Bereken met behulp van de multiplier het bedrag waarmee de autonome belastingen moeten worden verlaagd om de productiecapaciteit maximaal te benutten.

Stel dat de overheid besluit dat niet de belastingen worden verlaagd, maar de overheidsbestedingen worden verhoogd met 22 mld.
3. Bereken met behulp van de multiplier de toename van de werkgelegenheid door die maatregel.
4. Bereken de verandering van het overheidssaldo door die maatregel.
5. Hoe groot is het inverdieneffect.

Een lap tekst, ik weet, maar als iemand een genie is in economie, of als je maar 1 opgave weet het maakt niet uit, alle hulp is meer dan welkom!
Met citaat reageren
Advertentie
Oud 23-10-2011, 23:17
the economist
the economist is offline
Citaat:
Opgave 1:
Op 1 januari 2003 beschikte een land over een kapitaalgoederenvoorraad met een waarde van 3000 mld.
In de loop van 2003 werd op de vaste kapitaalgoederenvoorraad voor €90 miljard afgeschreven.
Van de bruto-investeringen in 2003 diende 40% ter vervanging van versleten vast kapitaal.
De afschrijvingen waren gelijk aan de waarde van de vervangingsinvesteringen.
Het bedrijfsleven in dit land produceerde in 2003 goederen met een marktwaarde van 700 mld.
Er vonden onderlinge leveranties plaats voor een totaalbedrag van 110 mld.
1. Bereken de netto-investeringen in 2003.
2. Bereken het netto nationaal inkomen in 2003.
Bij opg 1 gaat het eerst om het schemaatje over investeringen.
Vaak worden deze afschrijv gelijk gesteld aan de vervangingen, en hier dus ook.
brutoinvesteringen = nettoinvesteringen + afschrijvingen. (ofwel de vervangingen)
.......................= .........................+ 90 mld
100 %............ =..... 60 % ..............+ ....40 %
dus 40 % = 90 mld
de netto inv zijn 1,5 keer zoveel dus 135 mld

vraag 2: er wordt voor 700 mld geproduceerd. Ook hier geldt dat het bruto-netto verschil hem zit in de afschrijvingen. Die moeten er dus af: 610 houd je over.
dan heb uje nog de onderlinge leveranties. Die moet je er ook nog afhalen, waardoor het NNI uitkomt op 610-110 = 500 mld
Het zijn leveringen van de boer aan de melkfabriek, en van de melkfabriek aan de albert heijn zeg maar. Ik heb de zin "het bedrijfsleven in dit land..." zo gelezen dat als bedrijven eerder in de keten (dus niet leverend aan de consument) iets voor 100 euro maken, dat dat ook in die in die zin bedoelde 700 mld zit. Ook al omdat het meestal op deze manier gevraagd wordt, en het anders een flinke instinker zou zijn. Maar ja, die 3000 mld kapgoed voorraad heb ik ook al niks mee gedaan...
Met citaat reageren
Oud 23-10-2011, 23:27
the economist
the economist is offline
bij opgave 2 gaat het om het stroom schema. pak je boek erbij, en probeer een schema te vinden met buitenland en overheid.
Vanuit iedere partij (gezinnen/bedrijven/overhied/banken en buitenland) vloeien er bedragen naar anderen toe. Je kunt dit vergelijken met zo'n leuke waterbak van vroeger, waarin je water laat stromen door kanaaltjes heen, met bootjes of eendjes. Nu gaat het alleen om het water, of beter het geld.
Voor iedere partij geldt: wat er in komt, stroomt er ook weer uit. dus komt er bijv een C, een O en een I pijl binnen, dan tel je die bedragen op, en dat is gelijk aan wat er uitgaat.

Vul nu in je schema de bedragen in die je wel weet, en zoek dan een partij waarvan slechts een pijl nog geen getal heeft. Nu kun je ook dit getal uitrekenen door de anderen op te tellen/ af te trekken.
Bedenk ook hier weer dat de bruto netto verschil hem zit in de afschrijvingen
probeer er zo eerst zelf uit te komen, dan snap je het beter dan dat ik hier alles uit moet rekenen (en ik heb daar nu ook niet zo'n zin in)
Met citaat reageren
Oud 24-10-2011, 15:34
the economist
the economist is offline
en de derde:
heel vervelend is dat je tegenwoordig niet meer even het hele schema hoeft uit te rekenen.
Je kunt nl gewoon de ene vergelijking in de andere zetten, en de getallen die gegeven zijn invullen. dan komt er vanzelf uit dat Y=500.

Als Y = 500, dan krijgt de overhied binnen: B = .........
en ze geven uit O = ............
O- B = .............
Spoiler


2. Y is nu 500, maar zou naar 554 moeten groeien.
de multiplier van de autonome belastingen is 12/11. Zie nl de vergelijking:
Y = 500 = 20/11 (Co + Io + Oo) - 12/11 Bo.
Als alle getallen gelijk blijven, staat er:
500 = 20/11 ( 45+50+150) - 12/11 (-40)
500 = 20/11*245 - 12/11 (-40)
500 = 445,45 + 44.55 en dat klopt dus niet, want zo kwam je op 500 (bedragen afgerond)
Het is heel hinderlijk foute opgaven mee te sturen (diepe zucht)
het moet zijn:..........-20/11 x (-30), waarbij die 30 is c x Bo. ofwel -15/11 * Bo
dan wordt het 54 en dan klpt het.
enfin, dat moet dus 54 hoger worden
554 = 20/11 * 245 + ......niet meer 54, maar 108. Dus dat moet verdubbelen, dus moet de Bo verdubbelen.
Het is dus gewoon een kwestie van de vergelijkingen uitschrijven, de getallen invullen die al gegeven zijn, en de rest uitrekenen. Daarbij is het niet zo erg als je eens een getal uitrekent dat niet gevraagd, wordt, als je eenmaal alle cijfers hebt, vul je daarna alle vragen moeiteloos in.


3. t zelfde.
nu gaat O omhoog, daardoor gaat ook Y omhoog
Y = 500 = 20/11 (Co + Io + Oo) - 15/11 Bo.
Y = 20/11 (45+50+172) - 15/11 (-30) = .....etc dat is dus zoveel mld hoger
hierdoor gaat de vraag naar arbeid omhoog met...
Av = Y/100.000 vraag naar arbeid
dus 10.000 banen per mld groei van Y

4.Nu het model ng es doorrekenen. Een mooi moment om te kijken of je het nu een beetje snapt. stap van vraag 1 en 2 nog es doen met hogere Oo

5. Het overheidssaldo neemt niet af met 22 mld (de hogere uitgaven), maar minder
Want Y stijgt, en daardoor krijgen ze ook weer meer B binnen.
dit is 0,4 van de Y-stijging., want zo hoog ligt de Marginale belastingvoet.
deze extra belastinginkomsten is het inverdieneffect.
Met citaat reageren
Oud 24-10-2011, 15:54
the economist
the economist is offline
Ik moet t altijd even voor mezelf uitschrijven
Dit kun jij (in VWO6) toch ook wel kunnen, al wordt het niet gevraagd.
Misschien wordt t zo wel veel duidelijker.

C = 0.75 (Y-B) + Co
B = 0,4 Y + Bo
Als je 2 invult in 1 krijg je dus meteen al
C = 0.75 (Y - 0,4 Y -Bo) + Co

Dan wordt even later gegeven
Y = C + I + O....invullen wat je al weet
Y = 0.75 (Y - 0,4 Y -Bo) + Co + Io + Oo
Y = 0.75 Y - 0.3 Y + 30 + 45 + 50 + 150. (die vette 30 krijg je door 0.75 * Bo, en - x - is plus.)
Y = 0.45 Y + 275
0.55 Y = 275
Als je hier nou eens even stopt. Dan zie je dus nog goed dat die Y afhankelijk is van alle autonome bedragen, en dat als je een van die autonome bedragen verhoogd, dat dan die 275 omhoog gaat, en dat Y een veelvoud daarvan omhoog gaat. Zo werkt nou die multiplier.
Als je het model zo te lijf gaat, kun je een verandering van het model eenvoudig beantwoorden door te zeggen...idem als a, maar ipv 275 wordt het 297. (als je iets met 22 verhoogd)
Met citaat reageren
Oud 25-10-2011, 18:50
KBean
Heel erg bedankt! Nu kom ik er veel beter uit.
Met citaat reageren
Oud 25-10-2011, 23:06
the economist
the economist is offline
Het was wel heel erg veel. Bij een specifiekere vraag kan ik beter uitleggen wat je precies moet doen, en waarom je het zo moet doen, dwz welke economische redenatie erachter zit.
Met citaat reageren
Advertentie
Reageren


Regels voor berichten
Je mag geen nieuwe topics starten
Je mag niet reageren op berichten
Je mag geen bijlagen versturen
Je mag niet je berichten bewerken

BB code is Aan
Smileys zijn Aan
[IMG]-code is Aan
HTML-code is Uit

Spring naar

Soortgelijke topics
Forum Topic Reacties Laatste bericht
Huiswerkvragen: Cultuur, Maatschappij & Economie Hulp nodig bij economie opgave!
ecostudent
10 29-01-2013 10:00
Huiswerkvragen: Cultuur, Maatschappij & Economie Hulp nodig met vragen! [Marketing/Economie]
MarketStudent
4 19-03-2012 15:29
Studeren Hulp nodig met application form voor de VU
Camou
3 28-03-2011 16:39
Huiswerkvragen: Cultuur, Maatschappij & Economie Hulp nodig?
zlata
3 21-01-2005 07:11
Algemene schoolzaken Hulp nodig?
zlata
6 19-01-2005 03:40


Alle tijden zijn GMT +1. Het is nu 03:07.