Ik rek me uit. Heerlijk, vakantie. Op de wekker zie ik dat ik mijn record schoftelijk-lang-uitslapen verbeterd heb. Vandaag niet werken, vandaag alleen maar lol. Ik open mijn gordijnen en merk dat het buiten zo donker is dat ik het licht maar aan doe. Het maakt me somber, die zwarte wolken. Maar na de afgelopen twee weken ben ik er wel aan gewend.
Ik wandel de keuken in en vind verse croissantjes. Even later sta ik met mijn mond vol onder de douche. Uit de kast sleur ik een lange spijkerbroek en een trui. In de gang loop ik mijn moeder tegen het lijf. "Goeieavond', merkt deze op. Ik grijns en meld: "Ik ga zo even langs Paul en dan in de stad een kaartje voor lowlands kopen." "Ga je met de bus?" Een overbodige vraag. Natuurlijk ga ik niet met de bus. Paul woont aan de andere kant van de stad, dat is 20 minuten fietsen maar zo'n anderhalf uur met de bus, gezien het complete stadscentrum open ligt. En dan zeker ook weer met de bus naar het centrum. Dacht het niet.
Ik steek in een haast heilige beweging mijn bankpas bij me, waar nu net genoeg geld op staat voor een lowlands kaartje. Ik werp een blik naar buiten. "Wow, het is droog", zeg ik spottend tegen mijn moeder, die antwoord met een grijns. Ik stap op de fiets en begin aan mijn tocht. Gelukkig ben ik gewapend met paraplu.
De hele weg is het droog, ook al verraadden zeiknatte mede fietsers dat het net nog geregend heeft. De kou bijt in mijn oortjes en ik ben blij dat ik mijn winterjas aan heb. Ik dacht dat ik voor schut zou lopen, maar zo te zien had compleet Utrecht deze middag dezelfde ingeving. Er lopen zelfs mensen met sjawls.
Ik bel aan bij Paul en het onweer breekt los. Ik vlieg naar binnen zodra de deur opengaat en word verwelkomt met een kop warme koffie. Altijd lekker met dit gure weer. Hij heeft de kachel hoog staan en het licht aan. "Kloteweer he", zegt hij. "Nah, ik vind het anders nog niet eens zo koud deze winter.", zeg ik met een kwade blik naar buiten. Als het opklaart besluit ik weer op te stappen richting het centrum. Paul geeft me een kus op de wang en ik vind mijn fiets zeiknat terug.
Natuurlijk kon het niet uitblijven. Na 100 meter begint het weer te regenen. Ik rem en graaf mijn paraplu op uit mn tas. Het kreng wil niet open. "Godskolere!", roep ik door de regen heen, en een stel schuilende mensen begint te lachen. Lachen jullie maar, ik zit tenminste op lowlands over een maand. De paraplu is open en ik fiets tegen de wind in de heuvel op. Naast mij rijd een auto door een plas waardoor het water me in de schoenen staat. Ik vloek. Een keurig getimede windvlaag rukt aan mijn paraplu, die hierop het tijdige voor het eeuwige verwisselt. Ik stap af en prop het ding in de dichtstbijzijnde prullebak. Na nog vijf minuten stromende regen merk ik op dat mijn nieuwe rode haarkleuring in vrolijke straaltjes over mijn witte jas druipt.
Bij het postkantoor zet ik kwaad mijn fiets neer en duik naar binnen. Met natte handen probeer ik een nummertje te trekken, wat niet lukt. Na wat gedoe ligt mijn nummer in twee vodjes papier op mijn hand. Ik ben 521, het nummer op het bord is 480. LEUK. Na 20 minuten opdrogen loop ik naar de balie, een spoor van water achter me aan slepend, en vraag of ze nog lowlands kaartjes hebben. Ja, die hebben ze. "Hoe wilt u betalen?" vraag de doos achter de balie. "Ik wil graag pinnen." "Heeft u een giro rekening?" "Neuh, ik doe aan abn amro." "Oh dan kan u hier niet pinnen. Aan de overkant van het neude is een automaat." "Moet ik dan goddomme weer een nummertje trekken?!" "Nee hoor ik laat u wel voor." "Ik hoop het voor je" antwoord ik chagrijnig en loop weer de stromende regen in.
Aan de overkant pin ik mijn bankrekening leeg en loop terug. In de ruit van het kantoor zie ik dat mijn haar weer blond is en mijn witte jas rood. Ik ijsbeer voor de balie heen en weer, waar nu een toerist voor staat die amper engels kan. Na een kwartier glimlacht de doos mij toe. Hoera, ik mag weer. "Ben ik weer." meld ik niet bepaald opgewekt en geef haar 210 gulden in ruil voor mijn kaartje. "Wilt u er een envelop omheen?" "Ja leuk doe maar."
Eenmaal buiten bevriezen mijn handen direct. De regen is wat minder en ik steek een sigaret op terwijl ik naar huis fiets. Dat was dan jammer. Ik rij weer een stapel zwarte wolken tegemoet die vrolijk mijn peukje uitregenen. Het is hoogzomer, 17 graden, het regent, het waait, ik ben nat en koud en heb verdomme een winterjas aan en een trui. Waar is de tijd gebleven waarin je in de zomer in het park lag te bruinen onder het genot van een koel biertje? Ik wil zonnen en zwemmen. Met een milde grijns bedenk ik me dat zwembad krommerijn wel failliet zal zijn na deze zomer.
Thuis trek ik mijn natte kleren uit en gooi mijn inmiddels rozerode jas in een hoek. Ik pak een handdoek en droog me daarmee af. Nieuwe broek, dikke trui en de kachel op 25 graden. Met druipend haar kruip ik achter de computer en besluit mijn ergernissen van vandaag af te reageren op het kunst en literatuurforum. Bij deze.
Cat
|