We keken
We weten wie we zijn voor elkaar
Ik weet in wie zijn armen ik lig als ik mijn ogen open doe. Ik weet wie jij bent voor mij.
Je omarming reikt verder dan mijn rug. Hij gaat verder en dieper dan jij weet. Jouw armen zijn als twee hoge bergwanden die mij omheinen. Waar ik veilig moet zijn.
Ik sloot mijn ogen en begroef mijn onzekerheid tussen jou armen. Mijn tranen bleven achter mijn ogen drijven.
Mijn onzekerheid was niet weg, maar ik liet hem in jou armen rusten.
Ik wil haar verjagen, maar ze gaat niet weg. Als een tweelingzusje kijkt de onzekerheid mee over mijn schouders.
Ik wil haar begraven. Mijn zusje..Diep en ver weg in de donkere aarde. Zullen met jou zusje, ook mijn tranen weggaan?
Ik deel veel met haar. Maar ik wil het niet. Ik heb recht op mijn eigen levensbron, mijn eigen geluk.
Mijn zusje is er weer. Ze zit naast me op mijn bed. Ik haat haar. Ik spuug op haar.
Ik dacht dat ze weg was. Voelde me gelukkig in zijn sterke armen. Maar ze kwam terug. Ze weet me altijd weer te vinden. Ze besluipt me van achteren, vliegt me om de nek en probeert me te omarmen.
Haast niemand kent mijn zusje. Ze weten niet dat ze bestaat en mij vastberaden achtervolgd. De baas over mij wilt zijn. Mijn leven wil bezitten.
Ik probeer haar te bevechten. Vaak denk ik dat ik haar overwonnen heb, maar dan is ze er weer. Een glimlachje verschijnt op haar gezicht. “Zie je wel”, fluistert ze, “Je bent van mij..”
Ik schreeuw, krijs en huil in mijn kussen. Ik ben een te zwakke tegenstander…
|