Citaat:
xmoix schreef op 15-11-2003 @ 17:42:
deze vraag kregen we, normaal gezien niet zo moeilijk, maar ik kan er precies niet meer aan uit.
Twee fietsers vertrekken gelijktijdig om een afstand van 150 m af te leggen. De eerste fietser rijdt met een constante snelheid van 5.0 m/s. De tweede fietser vertrekt met een beginsnelheid van 2.0 m/s en versnelt eenparig zodat hij gelijk met de eerste fietser aankomt. HOe groot is de versnelling van de tweede fietser?
kan er iemand mij even zeggen hoe het ook al weer gaat?
|
Laat v
A=5 m/s de snelheid van de eerste fietser zijn en s
A(t) de afgelegde weg en laat v
B=2 m/s de snelheid van de tweede fietser zijn en s
B(t) de afgelegde weg, dan geldt: s
A(t)=5*t en s
B(t)=2*t+1/2*a*t².
Er geldt: s
A(t)=s
B(t)=150 m. Bovendien komen A en B tegelijk bij het eindpunt aan. Uit s
A(t)=5*t=150 volgt: t=150/5=30 s. Invullen van t=30 in s
B(t)=2*t+1/2*a*t² geeft dan: 150=60+450*a, dus 450*a=150-60=90, dus a=90/450=1/5=0,2 m/s².
__________________
"Mathematics is a gigantic intellectual construction, very difficult, if not impossible, to view in its entirety." Armand Borel