Je hebt een cirkel. Die cirkel heeft een middelpunt. Als je nu een lijn door die cirkel trekt, dan snijdt deze de cirkel in 2 punten (punten A en B). Neem nu een nieuw derde punt op de cirkel (punt C). Trek je nu een lijn vanuit A via C naar B, dan is de hoek die die lijn maakt een hoek van 90º.
De stelling gaat nu als volgt:
Als C een punt op de cirkel is die met de punten A en B een hoek van 90º vormt (A en B ook op de cirkel), dan is lijnstuk AB de middellijn.
Beste is om de eerste uitleg zelf ook te tekenen.
|