Hey Marleen,
Ik heb toevallig ook net een mondeling duits gehad en bij mij ging het best goed.
Euh... qua tips kan ik niet meer zeggen dan Balance, dus: bereid de vragen en antwoorden thuis voor, als je een woord niet weet, VERMIJD HET DAN!
En over de naamvallen: probeer gewoon zo goed mogelijk de juiste naamval te kiezen (dan gooi je hoge ogen), maar ja, ik heb misschien makkelijk praten omdat ik gewoon KICK op die naamvallen
Mocht je iets niet verstaan, vraag dan zoiets als
Darf ich dass einmal wiederhören...
Verder hier, misschien onnodig, maar toch nog fftjes de uitspraakregels:
Duitse uitspraakregels
klinkers:
a: kort: der Park
lang: der Name
ä: kort: die Raststätte (als Nl.'hebben')
lang: das Mädchen (als Nl. 'nemen')
o: kort: der Zoll
lang: wo
ö: kort: ich möchte (als Nl. 'lusten')
lang: die Schildkröte (als Nl. 'kleuter')
u: kort: Fußball (als Nl. 'voetbal')
lang: die Schule (als Nl. 'voelen')
ü: kort: fünf (ongeveer Nl. 'tuut')
lang: früher (als Nl. 'sturen')
e: kort: die Schwester
lang: lesen
i: kort: es gibt
lang: ich
eu: = [oi]: heute
äu: = [oi]: die Verkäuferin
ei: = [ai]: zwei
De "Umlaut" kan dus alleen op de a, o, u en au staan.
Ezelsbruggetje: auto.
medeklinkers:
g: als in het Engels 'girl': es gibt
z: = [ts]: der Zoll
s: = [z]: sehen
ß: een scherpe s-klank: Fußball
sch: = [sj]: schön
st/sp: [sjt/sjp]: stehen/spielen
En.... als je eenmaal je mondeling hebt voorbereid, dus hebt opgeschreven wat je allemaal moet zeggen, oefen dan netzovaak de uitspraak, totdat het foutloos is