Ik dacht dat ik best door kon gaan zoals ik deed. Er waren prioriteiten die ik me had gesteld; mijn "eetstoornis" aanpakken, mijn lichamelijke klachten aanpakken en zorgen dat ik mijn studie goed (niet alleen maar "voldoende") doe. En ik dacht dat als ik het zo deed, op mijn manier, dat het goed zou komen. Die leegte, wanhoop, innerlijke strijd en pijn... dat zou allemaal wel te hebben zijn zodra ik me zou richten op de bovenstaande drie dingen. Ik zag alleen iets over het hoofd. Oeps.
Het begon allemaal vorige week, in een klein en ogenschijnlijk onschuldig gesprek waarin "vergeving" werd genoemd. Want "pas als je vergeeft, kun je zelf vrij zijn. Je doet het niet voor de ander, maar voor jezelf." Ik herinnerde me dat mijn vriend daar ook eens over was begonnen en dat ik had gezegd dat je dat pas kunt, als je er aan toe bent. En ik herhaalde het ook nu weer tegen diegene met wie ik sprak. Ze gaven me allebei gelijk.
Toen kwam ik in aanraking met een boek, zo mooi (en dik!) dat ik het in 2 dagen uithad. Ook het vervolg, ook 500 pagina's, heb ik zojuist dichtgeslagen, binnen twee dagen.
Vergeving. Vroeger hield ik me wel eens bezig met de vraag of je wel iemand kan vergeven die jou geen schuld bekend. Heb je het genoegen nodig dat iemand zich aan jouw voeten werpt en huilend zijn spijt aan je opbiecht, om hem vrij te kunnen maken van schuldgevoelens en jezelf van haat? Omdat ik nooit een passend antwoord kon vinden, en omdat ik tóch nog niet zover was om te vergeven, liet ik het maar gaan. Eerst aan mezelf werken, vergeven kwam later wel. Ooit moest het, maar nu nog niet.
En toen kwam hij. Hij praatte en praatte en praatte en eerst wilde ik niet luisteren, want ik wilde niet horen dat het tijd was. Mijn woede was mijn masker. Zolang ik boos was, was het veilig. Hoefde ik niet te kijken naar die diepe wonden in mijn hart, het gekwetste gevoel van in de steek gelaten zijn. Van niet geliefd meer zijn. En hij bleef maar praten en noemde het woord.
Vergiffenis. Ik verstilde, kon driekwartier lang geen woord meer uitbrengen en niets anders doen dan staren. Hij had het ook gezegd...had me er ook op gewezen dat het moest. En ik kon niet praten, wilde dat hij wegging, dat ik kon slapen en niet meer hoefde na te denken. Het deed zo'n pijn, voelde me verscheurd.
En het duurde en duurde, ik probeerde weg te vluchten, hem de deur uit te werken, te gaan slapen. Maar hij bleef, wiegde me, liet me praten en hield gewoon van me. Mijn tranen van diep onder uit mijn buik, ze mochten er zijn. Hij zei me steeds dat ik me niet moest schamen, dat het niet zwak was om te huilen. Hield me vast, hield me steeds weer vast en vertelde me dat hij van me hield. Ik vertelde hem dat ik niet durfde, dat ik soms nu al dacht dat ik het nauwelijks redde.. en dat ik me veilig voelde achter mijn boosheid. Ik deelde alles wat ik dacht, voelde, wilde. En mijn God, wat hield ik van hem die avond. En wat hou ik van hem nu. Want hij is er nog steeds. Ik heb hem zovaak van me afgetrapt, alle middelen van zelfbescherming heb ik al op hem uitgeprobeerd. Zwijgen, er overheen praten, mijn tranen opsparen voor als hij weg is. De deur dichtsmijten, mijn stem verheffen. En altijd kwam hij terug. Want hij houdt van mij! Zoveel heb ik nog niet geaccepteerd, maar voor hem maakt het niet uit. Ik huil veel van verdriet, maar dit laat mijn hart een sprongetje maken.
En ja. Het is tijd om te vergeven. Ik dacht dat ik zelf wel kon bepalen wanneer ik het zou doen, en dat zou vooral niet nú zijn. Maar het moet. Ik kan niet helen als ik niet loslaat. Ik weet dat ik kwetsbaar zal zijn als ik mijn woede plaats laat maken voor liefde en acceptatie. Maar ergens voel ik dat ik er klaar voor ben. En hij staat naast me. Mijn lieve lieve lieve vriendje.
@Sidhe: Nevermind, ik had nog een college meteen, dus we hadden toch niet kunnen praten
. Halen we wel een keertje in