Ik heb dit vanmiddag geschreven. Over het einde ben ik nog niet helemaal zeker. Natuurlijk ben ik erg nieuwsgierig naar jullie mening, tips e.d.
Zoals elke morgen fiets ik op weg naar mijn werk langs de begraafplaats.
Zoals elke morgen zit de vrouw bij het graf links op de hoek. Alleen deze keer ziet ze me niet. Ze zit met de rug naar het weggetje toe, haar blik gericht op het groepje mensen dat rondom een graf verderop staat.
Er wordt iemand begraven. Bij de aanblik ervan dringt het tot me door dat ik niet eerder op een begrafenis ben geweest. In plaats van de weg te volgen richting de stad sla ik het pad in dat naar de begraafplaats leidt.
Grote zwarte auto´s staan geparkeerd op het modderige terrein voor de ingang. Ik stap af en plaats mijn fiets tegen een boom.
Als ik het grindpad van de begraafplaats oploop zie ik dat de vrouw naar me kijkt. Instinctief loop ik naar haar toe. Ze geeft me een vertrouwd gevoel, ook al ken ik haar niet. Door de regen ziet ze er nog droeviger uit dan gewoonlijk. Ik kijk naar de weg die langs de begraafplaats loopt en probeer te zien hoe zij me ziet. Elke morgen ziet ze me langsfietsen en moet ze zich er weer van bewust worden dat het leven doorgaat, ook als zij rouwt. Tenminste, dat waren haar gedachten in een van mijn overpeinzingen.
‘Nieuwsgierig geworden?’ vraagt ze terwijl ze met haar hoofd richting het groepje mensen knikt. Haar stem is zacht, bijna niet te verstaan.
‘Ik heb nog nooit een begrafenis meegemaakt,’ antwoord ik.
‘Het is triest,’ antwoordt ze.
‘Ja, dat geloof ik…’
‘Nee,’ zegt ze dan opeens met heldere stem. ‘Dat bedoel ik niet. Begrafenissen kunnen heel mooi zijn, maar deze is triest. Kijk maar,’
Ik kijk weer naar het groepje mensen.
‘Zie je dat jongetje daar?’
Ik knik.
‘Zijn vader wordt vandaag begraven. En de vrouw die vlak naast hem staat is zijn stiefmoeder. Zijn moeder is een paar jaar terug overleden.’
‘Zo jong…?’
‘Bijna niet voor te stellen. Zoiets moet heel ingrijpend zijn, maar het lijkt alsof daar geen plaats voor is. Let maar op, loop ernaartoe, en voel de kilte.’
Ik weifel, kan ik me zomaar bij het groepje aansluiten? De vrouw knikt me bemoedigend toe.
Ik probeer niet op te vallen. Zachtjes loop ik dichterbij en kijk naar het sombere tafereel. De kleurige paraplu’s lijken er de draak mee te steken.
Een man spreekt met krachtige stem over het leven van de overleden man. De jongen, ik schat hem op een jaar of tien, heeft zijn vuisten gebald. Zijn onderlip bloed.
‘En daarom zou hij niet hebben gewild dat we zouden rouwen om zijn dood.’ spreekt de man.
Mensen knikken instemmend, snel het verdriet verjagend.
Het wordt me al snel duidelijk. De vergankelijkheid is hier te nadrukkelijk aanwezig en moet worden verdrongen. Angst heeft zich als een cocon om het groepje mensen heen gesponnen.
Het verdriet en de onschuld hebben zich verenigd in het kind, pal naast degenen met de angst en het egoïsme. Geen tijd voor de overledenen, geen tijd voor de dood. Liegen tot in de eeuwigheid.
Het gezicht van de vrouw naast de jongen toont geen enkele emotie. Haar ogen stralen kilte uit, haar zakdoek nat van de regen. Alleen de hemel schijnt te mogen treuren om de dode.
Het kind gooit een handje met aarde op de kist. Een trilling is in de lucht merkbaar. Even maar. De vrouw pakt de hand van de jongen en trekt hem naar zich toe. Terug de groep in. Niet om te troosten, maar om een einde te maken aan het besef dat een kind zijn vader is verloren.
De mensen lopen van het graf vandaan. De vrouw houdt nog steeds de hand van het kind vast. De jongen ziet me staan. Pas nu merk ik op dat er tranen over mijn wangen rollen. Ik probeer bemoedigend naar hem te glimlachen. Voordat hij mijn blik kan beantwoorden trekt de vrouw hem mee.
Ik loop terug. ‘Er was geen tijd,’ zeg ik tegen de vrouw bij het graf.
Ze knikt langzaam.
‘Ze moesten verder.
Hij zou het gewild hebben.’
‘Angst geeft mensen vreemde ideeën… Ben jij bang?’
Ik kijk naar de vrouw. ‘Een stuk minder,’ zeg ik.
‘Mooi,’ zegt ze, en draait zich weer om naar het graf.
Voor het eerst realiseer ik me dat ze bij een kindergraf zit. Ik laat haar alleen. Ze zag hoe het kind zijn vader begroef. Ze zag hoe het kind werd genegeerd. Haar kind is dood, terwijl zij er zoveel aandacht aan had willen schenken.