|
graag reacties
Het spiegelmeisje
Kijk, daar eens in de spiegel, een meisje. Een klein meisje ze voelt zich klein, dat zie ik aan haar lichaamshouding. Ik kijk wat beter. Een traantje rolt over haar wang. Ik vraag haar wat er is en leg mijn hand op haar schouder. Ze krimpt ineen en kijkt vluchtig om zich heen, op zoek naar een mogelijkheid om te vluchten, een mogelijkheid om te vluchten die er niet is. Wat zonet nog één enkele traan was is nu een stroom van tranen geworden. Haar angst is voelbaar, ook al verwoordt ze het niet, haar lichaamstaal zegt genoeg. Ik laat haar verder maar met rust en ga weg bij de spiegel.
Een dag later, weer zie ik het meisje huilend in de spiegel staan. Door een vluchtig oogcontact zie ik haar treurige en angstige blik. Wederom vraag ik wat er is. Deze keer krijg ik wel een antwoord, niet het antwoordt wat ik zou verwachten. onverwachts stropt ze haar mouw op, en steekt haar arm uit de spiegel. Ik zie meerdere rood opgezwollen krassen op haar arm, waarvan er enkelen wat gebloed hebben. Direct trekt ze haar arm weer terug, en verbergt ze haar geheim, haar krassen weer veilig onder haar mouw. Nog steeds heeft ze niks tegen me gezegd.
De derde dag, weer zie ik haar in de spiegel staan. Dit keer staat ze weer te huilen, ik vraag nog een keer wat er is. Bij mezelf denk ik dat het de laatste keer is, ik ga geen energie steken in het meisje als ze niks wil zeggen. Eigenlijk verwacht ik daarom ook geen antwoord, daarom verbaast ze mij als ze antwoord met: “alles”. Even sta ik met mijn mond vol tanden en weet ik niet hoe ik moet reageren, voor m’n gevoel word ik rood. Tijd… Ik heb tijd nodig om een vraag te bedenken, tijd die ik niet heb. “In hoeverre zie jij alles?” Vraag ik, maar ik weet dat het een beroerde formulering is. Even kijkt het meisje mij aan, maar zonder iets te zeggen verdwijnt ze weer, ik zal moeten wachten op een antwoord.
Voor ik weer de kans krijg om met haar te praten, verstrijken er enkele dagen. Gedurende die dagen blijf ik maar piekeren over het meisje, wat ik spiegelmeisje ben gaan noemen.
Daar staat ze weer in de spiegel, nog steeds zie ik angst in haar houding.
“Waar ben je bang voor?” Onverschillig haalt ze haar schouders op. Ze durft me nu wat langer aan te kijken dan de vorige keren. Voorzichtig kijkt ze mij onderzoekend aan en gaat ze met haar ogen over mijn lichaam, ze ziet mijn blote arm en daarop enkele littekens. Opdat moment stopt ze en kijkt mij doordringend aan met een blik van begrip en vertrouwen. Eindelijk denk ik bij mezelf ze vertrouwd me niet wetend wat er verder nog tussen ons zal gebeuren. Ik steek mijn arm in de spiegel, haar koude hand pakt hem vast, ze bestudeert mijn arm voor enkele seconden nauwkeurig en kijkt mij doordringend aan. Dan, plotseling, zegt ze fel: “Waarom? Kon je geen beter oplossing verzinnen?”
“En jij dan? Jij had dan ook een andere oplossing moeten zoeken, iets wat je kennelijk niet hebt gedaan.”
”Misschien, had ik dat moeten doen, maar hoe wil je pijn verdrijven als je dat niet kan, als altijd maar alleen bent en als je altijd maar loopt te vechten voor jezelf.”
Met deze opmerking verdwijnt ze uit de spiegel.
Weer laat ze zich een aantal dagen niet zien, dagen waar in ik pieker over het spiegelmeisje, over onze verschillen en overeenkomsten, over de vragen die ik heb. Terwijl ik diep in mijn eigen gedachten verzonken ben, hoor ik het meisje in de verte schreeuwen en gillen. Snel ren ik naar de dichtstbijzijnde spiegel. Daar zie ik het meisje staan, met rode ogen die groot zijn van angst. Haar linkerhand heeft ze gebald tot een verkrampte vuist, alsof ze iets weg wil knijpen. Ze heeft zichzelf verwond, verschillende bloedende krassen zie ik op haar rechterarm. Van schrik ren ik weer weg bij de spiegel en begin aan mijn huiswerk, hoewel mijn concentratie ver te zoeken is, het spiegelmeisje blijft maar door mijn hoofd malen.
Hoewel ik haar niet eens goed ken en haar slechts enkele malen heb gezien maak ik me toch zorgen om haar. Het voelt zo machteloos, zij daar in de spiegel, ik ervoor en ik kan niks doen terwijl ik niks liever wil dan haar helpen. Misschien kan ik wel wat doen, maar wat? Ik zou haar willen helpen maar waarmee? Ik kan haar vertellen dat ze moet stoppen zichzelf te verwonden, maar uit ervaring weet ik dat je dan de oorzaak niet aanpakt en het geen zin heeft. Er moet een reden zijn waarom zij zichzelf verwondt. Plotseling begin ik te zingen, Guus Meeuwis, geef mij nu je angst. Ondanks dat ik het nummer niet vaak heb gehoord ken ik de tekst uit mijn hoofd.
“Je zegt ik ben vrij maar jij bedoelt ik ben zo eenzaam
Je voelt je te gek zeg jij maar ik zit niet te dromen
Want die blikken in je ogen zeggen alles tegen mij
Ik voel me precies als jij dus jij kan eerlijk zijn
Je voelt je heel goed zeg jij je mond begint te trillen
Ik weet dat ik jou kan helpen maar je moet zelf willen
Elkaar nu een dienst bewijzen dat is alles wat ik vraag
Zet weg nu die angst ik wist het al het is mijn dag vandaag
Geef mij nu je angst ik geef je er hoop voor terug
Geef mij nu de nacht ik geef je hem morgen terug
Zolang ik niet verlies vind ik heus wel de weg met jou
Kijk mij nu eens aan nee zeg maar niets je mag best zwijgen
Het valt nu nog zwaar maar ik weet dat ik bij jou kan krijgen
Dit hoeft nooit meer te gebeuren als je bij me blijft vannacht
Want dan zal je zien als jij straks wakken wordt dat jij weer lacht
Geef mij het gevoel dat ik er weer bij hoor voortaan
Ik ga met je mee want ik laat je nu noot meer gaan
Geef mij nu je angst ik geef je er hoop voor terug
Geef mij nu de nacht ik geef je hem morgen terug
Zolang ik niet verlies vind ik heus wel de weg met jou
Geef mij het gevoel dat ik er weer bij hoor voortaan
Ik ga met je mee want ik laat je nu nooit meer gaan
Geef mij nu je angst ik geef je er hoop voor terug
Geef mij nu de nacht ik geef je hem morgen terug
Zolang ik je niet verlies vind ik heus wel de weg met jou”
Huilend val ik op mijn bed, het voelt zo klote ik wil het meisje helpen ik wil haar niet verliezen, niet nog iemand die ik niet kon helpen. Alleen ik kan haar pas helpen als zij wil dat ik haar helpen, en misschien kan ik haar pas helpen als ik zelf alles op een rijtje. Mijn leven is nou ook niet bepaald normaal. Ik twijfel over wat ik zal doen mezelf aan de kant zetten en haar gaan helpen? Of eerst aan mezelf gaan werken en dan haar helpen, of beide tegelijk? De voordelen van het één wegen niet op tegen de nadelen van het ander. Zolang ik mezelf nog verwondt kan ik haar niet zeggen dat ze kan stoppen omdat mij dat ook nog niet is gelukt maar aan de andere kant kunnen we dan weer samen vechten. Hoewel ik me afvraag in hoeverre het samen vechten samen zal zijn, ik ben bang dat het alleen vechten zal worden en ik steun haar maar vecht verder, alleen.
|