Advertentie | |
|
![]() |
||
Verwijderd
|
Citaat:
![]() |
![]() |
||
Verwijderd
|
Citaat:
![]() |
![]() |
||
Verwijderd
|
Citaat:
Laatst gewijzigd op 04-12-2004 om 20:27. |
![]() |
||
Citaat:
![]()
__________________
Niets is helemaal waar en zelfs dat niet.
|
![]() |
||
Verwijderd
|
Citaat:
![]() |
![]() |
||
Verwijderd
|
Citaat:
![]() ik mag ook niks geen oude herinneringen ophalen ![]() |
![]() |
||
Citaat:
De bende keek vol aanbidding op naar Millroy. Met een arrogant gebaar veegde hij het haar uit zijn ogen. Een van de jongens in de bende volgde iedere beweging zeer nauwgezet. Met een zenuwachtig gebaar nam hij zijn notitieboekje en begon alles wat De Grote Leider, want zo werd mill genoemd, zei op te schrijven. "En daarom denk ik dat we LUH en die verdoemde letterenclub, beter bekend als de as van het kwaad, moeten vernietigen." Een vals lachje maakte een einde aan zijn toespraak. De schrijvende jongen sprong op toen hij plots zijn biepertje hoorde protesteren. Hij liep snel naar de rand van de weide en nam op. 'Grim, hoe staan de zaken daar?' zei een zwoele stem die enkel van Ieke kon zijn. ... ![]() speciaal afgemaakt voor grim (nu vertrek ik toch naar het rovershol)
__________________
Niets is helemaal waar en zelfs dat niet.
|
![]() |
|
Verwijderd
|
Ieke sprak tegen Grim, zachtjes, omdat ze geen argwaan wilde wekken. 'Hoe staan de zaken daar?' herhaalde ze zich. Met eerbied sprak Grim op een gedempte toon: 'Het is slecht zoals we nu vooruit in de tijd zijn gegaan. Niemand heeft nu door wat er in de tussentijd is gebeurd.' Het bleef even stil, het geroezemoes van Millroy's bende werkte als een stoorzender en veroorzaakte ruis in de bieper. 'Anticiperen Grim, anticiperen.'
'Oké,' antwoordde hij, 'oké.' Zenuwachtig gingen zijn ogen over het gezelschap, dat tezamen een monotoon geluid voortbracht. 'Ze vereren hem nu.' Weer was er stilte. Millroy stond op en keek vanaf zijn balkon neer op zijn nederige dienaren. 'We hadden hem nooit moeten laten gaan,' vloekte Grim, 'zeker nu niet.' De bieper kraakte. Grim hoorde Ieke zuchten, iets dat nooit goed kon zijn. 'Weet jij waar we nu zijn?' vroeg Ieke vermoeid. 'Nee, eerlijk gezegd heb ik geen idee waar ik nu ben in de tijd. In ieder geval een heel stuk vooruit.' 'Houd het er maar op dat LUH-3417 en ik orde op zaken hebben gesteld. Jij bent gestuurd als infiltrant naar Millroy's basis, om te kijken hoe we hem terug kunnen krijgen.' 'Kort als altijd,' glimlachte Grim, terwijl hij deed alsof hij aantekeningen maakte. De tijdflits was iets dat het menselijke brein nog niet kon bevatten. Een persoon werd vooruit of achteruit in de tijd geflitst, met zijn huidige geheugen in hem bijgesloten. Hij zou niet weten wat er gebeurd was, daarintegen zou hij wel weten wat er zou gebeuren, mocht hij naar het verleden worden verplaatst. Het was dan ook een uiterst geheime uitvinding in de Letterenbasis. Grim zweeg en verliet het plein waar hij, Millroy en het hoopje volgelingen nat stonden te regenen. Met een simpele druk op de knop herlaadde hij zijn bieper, die de lege batterij als een ordinaire kogelhuls op de grond liet vallen. Met grote stappen beende hij naar Point des Rendez-vous, een café met een ongetwijfeld foute naam. Hij opende de deuren en liep naar binnen. Aan de bar bestelde hij een glas water, het duurste vocht beschikbaar op de Nieuwe Aarde. De barman keek hem met eerbied aan en haalde zwijgzaam het water. Grim betaalde en ging aan een driehoekig tafeltje zitten. Uit zijn jaszak haalde hij zijn pen en het schrijfblok, controleerde met de bieper of ze wel afkomstig waren uit het jaar 2004 en noteerde daarna alles wat was voorgevallen. Ieder detail dat hij kon herinneren werd opgeschreven. Daarna stak hij kordaat alles terug waar het vandaan kwam en belde met zijn bieper naar Astuanax. Even later was hij onderweg in de tijd, terug naar 2004 en de oude Aarde. Laatst gewijzigd op 05-12-2004 om 09:06. |
![]() |
|||
Verwijderd
|
Citaat:
Weet je waarom dit verhaal is begonnen? ![]() Citaat:
|
![]() |
|
Verwijderd
|
Omdat ik nu een bepaalde hoeveelheid bloed door mijn alcoholbaan (
![]() |
![]() |
|
![]() |
Terug in de Letterenbasis werd Grim hartelijk ontvangen door de aanwezige letteraars. Mijnster zwalkte vrolijk rond tussen de computers en boekenkasten en maakte subtiel duidelijk dat zij ook wilde schrijven aan het verhaal der verhalen. Stilaan liet hij het worden wat het was, de titel was inmiddels veranderd zodat het toegankelijker was voor de andere Letteraars te participeren in het verhaal der verhalen. Maar er was geen tijd voor dit alles. Snel rende Grim naar de lederen stoel waar Ieke zou moeten zitten, maar de stoel was leeg. Daarom liep hij direct naar de bibliotheek, waar hij LUH-3417 vond. Zijn al dan niet aanwezige haren zaten in de war, achter hem snorde een papierversnipperaar. 'Ja, wij maken tezamen confetti van Mulisch!' schreeuwde hij. In de verte echo'de Mijnster hem na. 'René!' sprak Grim hem bestraffend toe, 'heb je weeer teveel rum gedronken?' De Grote Leider gaf geen antwoord maar keek alleen zielig naar de grond, waar enkele snippers 'De Aanslag' lagen. Ineens kreeg hij een geniaal idee en sprong op, de verbijsterde Grim achterlatend. Even later kwam LUH-3417 terug met zijn stofzuiger, de legendarische Dustsucker V300-B. Snel stofzuigde hij de plek des onheils en al gauw waren er geen snippertjes meer te zien. Hysterisch lachend probeerde hij zijn stofzuiger in zijn broekzak op te bergen. Toen hij zag dat dit niet lukte, smeet hij het ding in een hoek. Zijn gezicht werd weer de zakelijke, leiderschapuitstralende massa die Letteren van hem gewend was. 'Wat gaan we doen met Millroy?' In het halletje, vlakbij de toegangsdeur, hoorden beide Letteraars Mijnster zwijmelend 'Oh Jaspurrrrr' uitroepen. LUH-3417, de man als hij was, stevende recht op het koffieautomaat af en haalde er een gitzwarte bak koffie uit. Met steeds kleinere slokjes naarmate de tijd verstreek deed hij alsof hij nadacht. 'Uiteindelijk,' begon hij, maar verging weer in een oeverloos gepeins, tussen de kleine slokjes machtige zwarte koffie door. 'Suiker erbij?' vroeg Grim, maar LUH-3417 schudde manhaftig zijn hoofd. 'Geen suiker! Suiker is enkel voor slappelingen!' Daarna volgde een urenlange tirade over de verslappende effecten in de samenleving, met suiker als belangrijkste oorzaak. Na enkele minuten hield Grim het voor gezien en liet de charismatische leider tegen zijn bakske troost uitrazen.
Grim liep een gang door, met als doel zijn eigen kamertje, totdat hij activiteit bespeurde in Duivelaars ruimte. Achter hem hoorde hij nog vaag de laatste woorden van LUH-3417: 'Dan ... ik ... een man van de weg!' Het gegiechel en afstotelijk gekerm uit Duivelaars kamertje begon steeds meer plaats in de luchtgolven in te nemen, dus Grim besloot er iets aan te doen. Hij klopte beleefd op de deur, wie wist wat zij aan het doen zou zijn? Met een hoog stemmetje werd er 'Binnen!' geroepen, dus Grim trad binnen. Eenmaal over de bergen rode hartjeskussentjes heen geklauterd te zijn, zag hij een mensonterend schouwspel. Duivelaartje stond geconcentreerd, met Duviel in haar hand, te mikken op het dartbord. Ze gooide en zowel de horentjes als de drietand van Duviel bleven steken in de tripletwenty. 'Dat is dus weer 180' lachte Duvelaartje vals. Ze liet Duviel even in het dartbord hangen om met Grim te praten, het erbarmelijke gekerm negerend. 'Enig idee waar Ieke is?' begon Grim. 'Nee, ik heb geen idee, maar ik heb LUH-3417 wel gezien, en Mijnster ook!' 'Ja, ik heb LUH-3417 ook gezien, ik heb er spijt van, denk ik.' 'Waarom dat dan?' vroeg Duivelaartje zowel verbaasd als bezorgd. 'Nou,' Grim pauzeerde even, 'hij is nogal vreemd vandaag.' 'Hey, niks tegen de papa van Duivelaartje hè?' Duviel had zich op één of andere manier losgewurmd en begon Grim met zijn inmiddels botte drietand te steken in zijn enkel. Grim pakte het duiveltje op en zette hem weer vast in het dartbord. 'Zul je voortaan wat harder gooien, allerliefst Duivelaartje?' sprak hij op zoetsappige toon. Nadat Duivelaartje met een vilijne grijns op haar gezicht 'ja' had gemompeld verliet hij de ruimte. Toen de deur dichtsloeg begon het afstotelijke gekerm weer. Laatst gewijzigd op 05-12-2004 om 09:11. |
Advertentie |
|
![]() |
|
Ik heb maar speciaal voor mijn* een stukje romantiek op papier gezet:
Zijn pink tipte tegen de hare, haar ringvinger zocht alweer de zijne. Hun handpalmen naar elkaar toegedraaid, raakten elkaars vinger toppen net. Liefdevol kijkend naar haar handen, omstrengelde hij haar rechter. Blosjes verschenen zowaar op haar wangen. Zijn neus vleidde zich tussen haar haren, af en toe zachtjes heen en weer bewegend. Zijn lippen raakte net haar slapen, gleden verder naar haar oor, waar hij onverstaanbare woordjes in fluisterde. Hij zag dat ze een klein glimlachje niet kon onderdrukken, toen ze haar gezicht verlegen naar beneden wende. Ze verriet dat ook zij niet geheel ongevoelig was voor zijn aanrakingen. Haar wangen zeiden immers genoeg. Toen zijn duim strelende bewegingen maakte over haar handen, ontspande ze meer, pakte zijn hand steviger vast; woordeloos vragend om meer liefde. Zijn mond vormde woorden op haar huid, vertelde hoe graag hij haar wilde. Ze keek omhoog, slechts vragend om zijn mond. Al kon zij de afdrukken van zijn liefdesverklaring niet lezen, haar tintelende huid vertelde genoeg. Voorhoofd tegen voorhoofd, tastten de zijkanten van hun neuzen elkaar af. De buitenwereld was al volledig vergeten. Ook hun lippen kwamen elkaar tegen, raakten elkaar stil aan, voelden droog en hongerig. Stootten elkaar weer af, bang dit moment te verbreken. Uiteindelijk was er geen weg meer terug. Het vlees was zwak. Het hart daar in tegen bonkte sterk op de voorgrond, warm, koude schokjes vanuit de de onderbuik bijna overstemmend. Haar lippen gleden langs de zijne, bleven hangen en lieten zich beroeren. Zijn arm gleed gaande weg meer naar haar onderrug, figuurtjes kriebelend op het blote stukje zomerhuid. Ook de hand met de vingers, die eerst zo voorzichtig tegen elkaar aan tipte, had zich volledig overgegeven aan haar grip. De hare en de zijne waren samen verstrengeld in gebed. Biddend om dit moment eeuwig te laten duren. |
![]() |
|
Verwijderd
|
![]() Nu heb ik echter een stuk wat aansluit op TheLastKiss zijn stukje, dus die plaats ik ook maar eventjes... Ondertussen had Mijnster jammerend door de straten van Letteren headquarters gelopen. Want zíj was toch altijd het virtuele maatje van Jasper geweest? Zíj kreeg toch altijd die lieve smsjes van hem? Zíj werd toch wakker gestreeld door lieve woorden? Nee, ze snapte er niets van. Daarom pakte ze de trein naar Gent en had maar één doel voor ogen. Jasper terug zien te halen. Nu wist zij ook wel dat ze niet genoeg had aan alleen een trein. Jasper woonde immers in Melle. Daarvoor had zij én de fiets van Astuanax nodig, en Astuanax zelf, want hij, als Belg zijnde, zal vast wel weten hoe zij daar kwam. Na een lang ja/nee spelletje was Astuanax toch in een flits op het station van headquarters verschenen. Ze stapte in, kaartjes waren echter niet nodig, en gingen vol goede moed op weg naar Gent. Naar Jasper. Naar hun moment van heldendaad. Ondertussen hadden Ieke, Grim, Luh en Duivel zich op de afgesproken tijd verzameld rond de grote stam tafel in het café met de ongetwijfeld foute naam. Niet wetende dat Mijnster en Astuanax opweg waren naar Jasper, vroegen zij zich af waar deze twee letteren diehards bleven en hoe ze Jasper toch weer eens voorgoed terug zouden kunnen krijgen op het forum der fora's. Na een colaatje, en voor de liefhebbers, een biertje of wat, werd de stemming joliger en vergaten zij het grote gemis van Jasper. Jasper was thuis. Hij ontving nu pas het smsje wat Mijnster hem een dag of 2 geleden gestuurd had. Verdomme. Hij had nu geen tegoed meer om iets terug te kunnen sturen. Hij logde in op MSN om het daar maar te proberen. Wat vreemd, geen een van de Letteraars is online. En ook niemand actief op het forum. Jaspertjelief snapte er niks van, daarom dronk hij een goed glas wijn met zijn vader en sprak met hem over goede literatuur. Maar in zijn achter hoofd spookte nog steeds het smsje van Mijnster rond... |
![]() |
|
Met een vals glimlachje flitste Zuster zich terug naar 2004.
Even later stond ze op het veld waar Millroy een tijdje geleden zijn speech had afgestoken. 'Ik verdien van tijd tot tijd ook wel eens een beetje ontspanning, niet?', dacht ze terwijl ze haar voluptueuze lippen stiftte, een laagje mascara aanbracht en nog een laatste blik op haar minispiegeltje wierp. Voor haar lag het modderige veld gifgroen te dampen. Ze haalde haar vingers nog even door haar prachtige blonde haar en zette de eerste stap. Langzaam voelde ze hoe modder en vuil water haar naaldhakjes binnendrongen. 'Shit!', krijste ze terwijl ze haar elegante voetjes uit het onding schopte. 'Kan ik je helpen, edele vrouwe?' vroeg een onbekende stem. Zuster keek vol aanbidding op naar de onbekende jongeman met grappige krullen en doordringende blauwe ogen die haar hart sneller deden slaan. 'Natuurlijk kan je dat, schatje,' zei ze sensueel,'Kom snel hier.' Haar roodgestifte lippen vormden een oogverblindend contrast met haar blonde haar. De knappe jongeman hurkte naast haar neer, een aangename geur vulde haar neus. Hij trok de schoen snel uit de modder en tilde haar op. 'Waarheen zal ik je dragen?' vroeg hij terwijl hij zijn tong over zijn lip bewoog. 'Naar je huis, ik heb wat dorst gekregen, denk ik.' 'Hij moet die fameuze millroy zijn', dacht ze met een valse glimlach, de jongeman droeg haar weg van het veld, door een dichtegroeid naaldwoud tot aan een oogverblindende grot. De zon brak plots door de wolken en bood een schitterend schouwspel. Het zonlicht weerkaatste helder tegen de grot en deed haar schitteren als een smaragd. Rechts van de ingang bevond zich een klein watervalletje dat vrolijk kabbelde terwijl Zusters neusgaten zich vulden met heerlijke dennengeur. 'Kom mee naar binnen.' zei hij zacht en zette haar op de grond. Stilletjes tikten haar hakjes achter hem aan door de prachtige grot. Het groenachtige licht in de gangen en in de nog prachtigere galerijen scheen uit de grond te komen. Plots hield hij halt aan een tweesprong. 'Hier moeten we zijn,' mompelde hij en liet haar met elegante pasjes voorgaan. Een prachige zaal met groene wandtapijten ontvoude zich voor haar ogen. 'Wat mooi', zei ze terwijl ze diep in zijn ogen keek. 'Ik moet je aan iemand voorstellen', zei hij terwijl de jaloerzie in Zusters ogen opvlamde. Een sensueel geklede vrouw met een zwoele blik (die enkel van Ieke kon zijn) bekeek Zuster vanachter een hoekje. 'Dus zij speelt het spelletje ook zo', gniffelde ze, 'We zullen zien wie het best van twee walletjes kan eten.' Een kleine flits en Ieke was weer in de toekomst, op weg naar het Letterenhoofdkwartier. Met dank aan Luh voor de komma's na de citaten ![]()
__________________
Niets is helemaal waar en zelfs dat niet.
|
![]() |
|
Hoe ver zat Zuster ernaast met haar oordeel over Ieke en hoeveel zei dit wel niet over haarzelf. Iedereen, maar dan ook iedereen, met enig inlevingsvermogen had kunnen weten dat Ieke niet zo was.
Ze was mysterieus, inderdaad, en ze had een verleidelijke stem. Je kon nooit precies weten wat er in haar hoofd omging. Maar, een ding was zeker: Ieke zou nooit voor twee partijen tegelijk kiezen, zeker niet als het strijdperk zo zwart-wit gekleurd was, als er zo duidelijk twee partijen tegenover elkaar stonden, als hier... Zuster zou nog spijt hebben van deze vergissing, maar vooralsnog bleef ze zich blind staren op de verleidelijke kijkers van Millroy, niet wetend in wat voor gevaar zij zich begaf. Zij was immers ook een letteraar, en was het niet Millroy, die zo duidelijk zijn haat voor letteraars kenbaar had gemaakt? Ook toen Millroy haar voorbij de plek leidde waar Ieke had gestaan, en haar voorstelde aan een jongen met een almaar rood aanlopend gezicht - wat overigens een prachtig effect gaf met zijn rode puistjes, die wel steeds bleven zitten, twijfelde ze nog steeds niet aan haar ideeën over de situatie in het heden, verleden en de toekomst. Ze dacht dat ze alles in de hand had... Wat kon haar nu nog redden, behalve zelfinzicht en de dappere daden van Mijn*, al dan niet via sms?
__________________
"DAS WAR EIN BEFEHL!"
|
![]() |
|
Verwijderd
|
"Mijnster vertelde de Letteraars dat Jasper de meest bruine ogen heeft die je kunt verzinnen en zwijmelde weg bij een foto van Jasper. Ze zat nog steeds in de trein met Faan en de fiets en had inmiddels een stevige honger gekregen."
|
![]() |
||
Citaat:
![]() *begint te leren voor zijn examen latijn ![]()
__________________
Niets is helemaal waar en zelfs dat niet.
|
![]() |
||
Citaat:
|
![]() |
|
Verwijderd
|
"Mijnster had nog steeds honger en daarom kocht Faan een broodje gezond voor haar. Ze peuzelde het samen op en leken wel een verliefd stelletje. Wat echter niet het geval was, ze vonden elkaar enkel erg lief. Mijnster keek uit het raam en vroeg zich af hoe lang het nog duurde, en voor ze het in de gaten had was ze in slaap gevallen tegen Faan aan die haar lekker door haar haartjes kriebelde.
Grim was zenuwachtig. En hij wist niet waarom. Hij liep van Ieke naar Duivelaar naar Luh en het leek wel alsof hij peper in zijn spreekwoordelijke kontje had zitten. Ook Duivel was zenuwachtig. Ze was op bed gaan liggen voor een schoonheidsslaapje (waar de overigen letteraars allen van overtuigd waren dat dát niet meer nodig was) maar kon de slaap niet vatten. Ze pakte "De ontdekking van de hemel" erbij en begon te lezen. De letters schoten aan haar ogen voorbij, maar ze drongen niet tot haar door. Daarom legde ze haar boek maar weer opzij en schonk ze een glas Ice tea light voor zichzelf in. Luh was zoals gewoonlijk de nuchterheid zelve. Hij zat achter zijn bureau en chatte wat met wanhopige meisjes waarvan we de naam niet gaan noemen. En Ieke was ondertussen bezig haar naam achter te laten in de bruin lederen stoel met behulp van haar scalpel." En nu jullie weer. ![]() |
![]() |
|
![]() |
Er stond iets te gebeuren, maar geen van allen wist wat. Na een tijdje vervelen zette Grim zijn platenspeler met een schijf van NENA erop, aan en denderde de monitor van LUH-3417 van het bureau af. Deze verpletterde Eenzaamheid, zijn aapje. LUH-3417 nam dit niet en sloot zijn stofzuiger aan op het lichtnet, vergruisde zijn PC en zoog alles op. De harde schijf, overvol met alle mogelijke uitvoeringen van Kraftwerk erop, werd in de magische stofzuiger tot één geheel gevormd. Al gauw leek Grim's plaat te golven, net als de rest van zijn kamer. Grim vloekte zachtjes, zo zacht dat zijn woorden zijn keel terug in werden geblazen door de twee Duitse muzikale producten. Maar er was natuurlijk een tweede mogelijkheid om LUH-3417 af te troeven, bedacht Grim. Hij pakte zijn basgitaar en speelde de lettertjes van de muren af. LUH's ogen werden groter dan zijn zonnebril, waarop hij de zonnebril in enkele stukken brak en tussen de gevallen lettertjes tegen de plint aan wierp. Maar hij kreeg hulp van een onverwachte kant. Door zijn online-verleidingstactieken had hij Pandarve zo ver te krijgen dit vuur te beantwoorden met haar basgitaar. Duivelaar, die zojuist haar schoonheidsslaapje hervat had, voelde haar wallen weer vollopen en keek verstoord naar de golvende muren. Ze pakte haar dwarsfluit en beende vinnig naar het oog van de storm. De muren die zich op dat ongelukkige tijdstip daar bevonden waren inmiddels omsloten door zwaartekracht en lagen languit op de deinende vloerbedekking. Duivelaar, moedig als ze was, speelde een hoge C, waardoor beide versterkers en geluidsboxen kapotsprongen. Zowel Grim als Pandarve keken verwonderd naar hun gitaren, die geen geluid meer maakten. 'Es ist hier das Hundertwasserhaus nicht ja?' schreeuwde Duivelaar met overslaande stem. LUH wiegde met zijn kontje en zong nog enkele strofes van 'Autobahn'. De rust was tijdelijk terug.
|
![]() |
|
Verwijderd
|
"Faan en Mijnster waren blij dat ze zich even afgezonderd hadden van de rest want ze hoorde de meest rare geruchten over een wiegend kontje van Luh en een verpletterd aapje. Er van overtuigd dat de Letteraars niet zonder hun hogere hand konden waren ze nog steeds niet in België. Ze hadden de meest interresantste gesprekken over van alles en nog wat en vielen nog eens tegen elkaar in slaap. Opweg naar België, waar de conducteur hen zou wekken op hun eindbestemming, Gent."
|
![]() |
|
In een andere kamer, ergens aan het einde van de gang, stond een meisje op uit haar stoel. Op het bureau lagen verschillende potloden, vellen wit papier met hier en daar een onafgemaakt dier of mens, en een grote gele gum. Ze keek naar haar handen en zag overal grijze vlekken. Snel schoten haar ogen naar links en naar rechts, kijkend of er iemand anders in de kamer was zonder dat ze het wist. Simoen stak haar tong uit en maakte met spuug haar handen nat. Daarna veegde ze haar handen af aan haar broek.
Met een hand steunde ze op de rugleuning van de stoel, met haar andere hand ging ze opzoek naar een kruk. Haar wenkbrauwen trokken naar elkaar toe toen ze erachter kwam dat er tegen de zijkant van het bureau geen kruk stond. "Verdomme," vloekte ze binnenmonds. Simoen boog zich naar voren en speurde de grond af. Eerst zag ze niets, maar de vloer was dan ook net zo grijs als de kruk. Ze maakte haar ogen tot spleetjes en zocht toen langs de muren van de kamer. Niets... "GRIM!" gilde ze, "Grimmie!" Haar stem sloeg over en schrapte een beetje. De arm, die nog steeds steunde op de stoel, begon pijn te doen. Simoen dacht slim te zijn die arm maar even los te laten. Meteen verloor ze haar evenwicht en zag ze de grijze vloer opeens wel heel dichtbij komen. Met een doffe klap belandde ze vol op haar kont op de grond. Door de val klapten haar tanden op elkaar en doordat haar lippen niet meer op elkaar zaten, werd haar beugel zichtbaar. Juist op dat moment kwam Grim de kamer binnenstormen met een angstige blik in zijn ogen. "Gaat het een beetje Simon?" zei Grim bezorgd, toen hij een hand naar Simoen uitstak. "SimoEn," siste ze en pakte met wat tegenzin de uitgestroken hand vast. Met moeite kwam ze overeind en probeerde zich staande te houden op een been. Grim pakte haar vast bij haar schouders en bleef haar zo vasthouden tot ze weer in evenwicht was. "Mooi, je staat weer. Nu kan ik weer gaan!" Grim liet Simoens schouders los en liep terug naar de deur. Hij had de klink van de deur al naar beneden geduwd, toen Simoen riep: "Nee, ik wil m'n kruk. Daarom riep ik je." De jongen draaide zich om met een smiechterige glimlach op zijn gezicht. Langzaam zakte hij door zijn knieen en verdween met zijn arm onder het bed. Een tel later kwam het tevoorschijn, de kruk die eigenlijk naast het bureau hoorde te staan. "Alsjeblieft!" Het hulpstuk werd in de richting van Simoen gestoken en zij pakte het aan. "Wie deze flauwe grap bedacht heeft..." fluisterde Simoen, "krijgt een flinke klap met Oorlog en Vrede." Laatst gewijzigd op 07-12-2004 om 20:29. |
![]() |
|
Verwijderd
|
Ondertussen ergens heel ver weg, verzamelden zich een groepje samenzweerders. Ze hadden het al langer op de - uiteraard veel populairdere - letteraars gemunt, en zagen in deze chaos hun kans. Het waren de Life Stylers.. hoe kon het ook anders.
Niemand van de intelligente letteraars wist namelijk, dat de Life Stylers al die tijd Grim gegijzeld hadden, en een look a like voor hem hadden gestuurd, die zich moest infiltreren in het hechte netwerk van schrijvers in wording. Nu zijn de Life Stylers niet zo dom als ze lijken, en zeker de Grim-vervanger niet, hij speelde zijn rol zo overtuigend dat niemand het door had. Behalve Simoen, die enkele minachting kreeg toen ze de knieholte van Grim zag... |
![]() |
|
Verwijderd
|
Ondertussen zat de échte Grim, vastgebonden in een roze modestoel, knarsetandend te wachten op zijn bevrijding. Soms kreeg hij berichten van het Letterenfront, als de Lifestylebewakers lachten om de acties van de Letteraars. Ondertussen kwamen steeds engere gedachten bij hem op. Hoezo had er iemand aan zijn gitaar gezeten? Hoezo zou hij NENA draaien als hij ook een plaat had van HEXX? Waarom zou hij überhaupt Eenzaamhweid laten verpletteren? Woedend rukte hij aan de scoubiedootouwtjes waarmee hij was vastgebonden. Een doordringende patatlucht sloop zijn verblijf in. 'België?' vroeg Grim zich af. Omdat hij goede hoop had menige Belg aan te kunnen trekken met hun landseer begon hij keihard 'Vlaams Blok olé olé!' te roepen, maar na enkele minuten stembandmarteling hield hij het voor gezien. Na een wazige overpeinzining begon hij 'Vlaams Belang!' te roepen. In de verte hoorde hij al Belgen reageren op Vaderlandsch Trots, maar, wat nog belangrijker was, hij hoorde de stemmen van MIjnster en Astuanax. Terwijl enkele VB'ers bezig waren met de muur door te breken schreeuwde hij zo hard als hij kon 'Jaspurrrr!!' naar buiten. Het verliefde gilletje zei hem dat hij binnenkort vrij zou zijn.
Je hoeft je niet aangesproken te voelen, hoor. Als je dat wel doet ben je stom ![]() |
![]() |
|
Hahaha!, Vlaams Belang Belgiës trots
![]() Dan zou het tenminste Vlaanderens trots moeten zijn ( ze zijn tegen belgie ![]() coole stukjes ![]() spijtig dat mijn internet is gecrashed, kan ik niets meer bijschrijven. (ben op kantoor van mn vader) Ik vind dat Ieke eens een stevig knokpartijtje met Zuster moet beginnen (mijn mag ook meedoen). Vechten om hun heer, zoals in de middeleeuwen (alleen omgedraaid)
__________________
Niets is helemaal waar en zelfs dat niet.
|
![]() |
||
Verwijderd
|
Citaat:
![]() |
![]() |
||
Verwijderd
|
Citaat:
|
Advertentie |
|
![]() |
|
|