Tijdje geleden geschreven.
Ik ben één van velen. Gewoon, zo'n eentje als alle anderen, zo'n iemand waarvan er dertien in een dozijn gaan. Met mijn gedachten ga ik terug naar die dinsdag, de meest rampzalige dag van mijn leven, nu twee weken en zes dagen geleden.
Rik vroeg, of ik na schooltijd even op hem wilde wachten. Ja, natuurlijk, altijd! dacht ik. Bij de poort stond ik, leunend op mijn fiets, wachtend tot ik Rik zou zien. Die dag had ik precies tien dagen iets met hem. Hij versierde mij, toen we elkaar op zaterdag tegenkwamen in het zwembad. Natuurlijk vond ik het niet erg -in stilte was ik al een half jaar verliefd op hem, de zomervakantie had daar niets aan veranderd.
De week die daarop volgde, was de meest gelukkige van mijn hele leven. Dat zoiets moois binnen drie, vier dagen om kan slaan tot een ramp.
Goed. Dinsdag veertien september. Een ramp.
Ik wachtte, wachtte, totdat Rik eindelijk kwam opdagen. 'Ciska?' Hij zoende me niet, zoals hij normaal wel deed, legde alleen even zijn hand op mijn arm. 'Ik... nou ja, ik heb met een ander meisje gezoend en, nou ja... Ik ben verliefd op haar geworden, dus het is dus uit. Nou ja, het is maar dat je het weet...'
Mijn wereld stortte in. Ik wou hem aanvliegen, bijten, slaan waar ik hem maar raken kon, zijn ogen uitkrabben, weet ik veel, maar ik deed het niet. Diep van binnen voelde ik me intens leeg en verdrietig. Kil zei ik: 'Oké, fijn.' Ik stapte op mijn fiets en reed weg. Snel, weg van die plek. Toen ik thuiskwam, stonden mijn ouders al op me te wachten. Ze keken ernstig -niet boos, maar ernstig. 'Ciska, kom even vlug naar binnen. We moeten je wat vertellen.'
Ik voelde de bui al hangen. Nog een ramp er bovenop. En inderdaad. 'Meid, we gaan verhuizen.' Het leek alsof er een bom op me neerviel. 'Wat? Wanneer? Waarheen?'
'Over een kleine drie weken. Naar Utrecht.'
Dat vrolijkte me weer een beetje op. Weg uit dit stomme boerengehucht, voor zover je Arnhem zo kan noemen. Nou ja, ìk noem het zo. Al sinds ik voor het eerst bij mijn tante in Amsterdam heb gelogeerd, en toen was ik een jaar of vijf.
Nu moet ik er alleen nog zien achter te komen waarom we gaan verhuizen.
'Normaal geval; ik ben overgezet naar het kantoor in Utrecht,' zegt mijn vader, terwijl hij me aankijkt vanonder zijn enorme, zwarte wenkbrauwen. Eigenlijk is het er maar één, ze zijn ongeveer aan elkaar gegroeid. Ze deden me denken aan een grote harige rups en alleen al bij de gedachte barstte ik bijna in lachen uit.
Dus besloot ik, om hem maar niet aan te kijken. Jammer genoeg volgt mijn lichaam nooit de bevelen van mijn hersens op.
__________________
Veel lopen, langzaam water drinken.
Laatst gewijzigd op 25-12-2004 om 18:41.
|