'Seyss-Inquart, Arthur (Stannern, bij Iglau in Moravië, 22 juli 1892 – Neurenberg 16 okt. 1946), Duits-Oostenrijks politicus, studeerde rechten. Hij streed in de Eerste Wereldoorlog en bleef als gevolg van een verwonding mank. Na de oorlog vestigde hij zich als advocaat te Wenen.
Politiek toen reeds Groot-Duits georiënteerd, werd hij lid van de Deutscher Volksbund en van de Stiermarkse Heimatschutz. Op 17 juni 1937 benoemde Kurt von Schuschnigg hem tot staatsraad, teneinde als verbindingsman tussen de regering en de ‘nationale oppositie’ (dwz. de nationaal-socialisten) te fungeren, in het kader van de toen door de bondskanselier nagestreefde toenadering.
1. POLITIEKE FUNCTIES IN OOSTENRIJK
Als vertrouwensman van Adolf Hitler werd Seyss-Inquart op 16 febr. 1938 bondsminister van Binnenlandse Zaken en Openbare Veiligheid. Toen na de aankondiging van Schuschniggs plebisciet een Duits ultimatum diens aftreden eiste, werd Seyss-Inquart bondskanselier (11 maart 1938), waarna op zijn verzoek de Duitse troepen het land binnenrukten (zie Anschluss).
Op 14 maart werd hij tot rijksstadhouder van Oostenrijk benoemd. Tevens kreeg hij de rang van SS-Obergruppenführer. Als rijksstadhouder had hij weinig macht, daar naast hem een rijkscommissaris was geplaatst die de boventoon voerde. Zijn functie werd 1 mei 1939 opgeheven; Seyss-Inquart werd toen rijksminister zonder portefeuille. In okt. 1939 werd hij plaatsvervangend gouverneur-generaal van Polen (onder Hans Frank) en op 19 mei 1940 volgde zijn benoeming tot rijkscommissaris voor het bezette Nederlandse gebied.
2. RIJKSCOMMISSARIS VAN NEDERLAND
Seyss-Inquart was van 1940 tot 1945 de hoogste niet-militaire autoriteit in Nederland. Zijn politiek was erop gericht het Nederlandse volk te winnen voor het nationaal-socialisme en de ‘Grootgermaanse gedachte’. Zie ook Arbeidsfront en De Nederlandsche Kultuurkamer. In het begin nam hij een tegemoetkomende houding aan. Het steeds sterker oplaaiende verzet onderdrukte hij echter krachtig, terwijl hij ook heeft meegewerkt aan de deportatie van de joden en aan de uitvoering van de ‘arbeidsinzet‘.
In de laatste maanden van de oorlog liet hij zich in met onderhandelingen met de geallieerden, teneinde tot een soort neutralisering van Nederland te komen. Resultaat hiervan was de overeenkomst van Achterveld over voedseltransporten naar West-Nederland. Ook wist hij enige door het Duitse opperbevel gelaste vernielingen te voorkomen. Na de Duitse capitulatie werd hij gearresteerd en in het proces te Neurenberg wegens misdaden tegen de vrede, oorlogsmisdaden en misdrijven tegen de menselijkheid ter dood veroordeeld en opgehangen (zie Neurenbergse processen).
UITG: Vier Jahre in den Niederlanden. Gesammelte Reden (1944).'
|