Advertentie | |
|
![]() |
||
Citaat:
|
![]() |
||
Citaat:
![]() |
![]() |
|
![]() |
Mooi en ingetogen beschreven, wat ik altijd erg prettig vind omdat het verhaal dan meer gaat leven. (daarom is De Kleine Blonde Dood ook zo'n geweldig boek
![]() ![]()
__________________
L'art pour L'art. Gaat heen en schrijf!
|
Advertentie |
|
![]() |
|
Bedankt voor het lezen en het commentaar.
Er komt nog veel meer, dus enige uitdieping van het personage vind ik wel kunnen, maar die onwetendheid van de hoofdpersoon is inderdaad de hoeksteen van het verhaal. De passage over de gevoelens tussen hem en de vrouw toont zijn kennismaking met het, uit onwetendheid voortkomende, kwaad in de mens. Hij en de vrouw begrijpen elkaar, en dat wilde ik naar voren brengen. Ik ben nu druk bezig aan het skelet voor het vervolg. niam.
__________________
Emoties, grootse Emoties!
|
![]() |
|
Hoofdstuk 3
Twee maanden. Twee lange maanden dwalen we nu al op zee. Onze positie op de wereldkaart is mij onbekend, evenals ons lot. Ieder moment kan het noodlot in zich dragen, nu we overgeleverd zijn aan de grillen van het water. In deze twee maanden heeft de turkooisgekleurde oneindigheid, die ons al zo lang in haar greep houdt, al minstens een dozijn mannen tot haar genomen. Sommigen stierven op heldhaftige wijze, terwijl ze tijdens een storm hoog in de mast klommen om het zeil te redden van de snijdende wind. Anderen stierven minder memorabel, zoals de mannen en vrouwen die door krachtige golven overboord werden geslagen, of de oude man die uitgleed op het vochtige dek en zijn rug brak. Ook zijn er een aantal vrijwillig hun dood tegemoet gesprongen. Waarschijnlijk voortkomend uit een drang naar verlossing van het lijdzame bestaan, of simpelweg uit pure krankzinnigheid. Na een week gevuld met hevige stormen en beukende golven, zit ik nu in de schaduw van het zeil, verscholen voor de brandende zon, welke vandaag alleenheerschappij heeft over de blauwe lucht. Bij mooi weer zit ik hier vaak, schrijvend aan verhalen over legenden en mythen, zoals ik op dit moment ook aan het schrijven ben, maar nu is het mijn levensverhaal dat ik opteken aan de goedkope vellen perkament. Met mijn rug gezeten tegen de niet bewoonde kajuit kijk ik uit over het dek. Hier en daar bevinden zich splinterige gaten in het vermolmde hout. Aandenkens aan benen die opgehaald werden toen zij krakend door, het door houtworm aangetaste, hout zakten. Inclusief mijzelf, zijn er nog vijftien overlevenden op het schip, waar we onze doelloze reis begonnen met veertig mensen. In het begin heb ik mijn deel van het spaarzame eten nog gedeeld met de ouderen en zwakkeren onder ons. Totdat ik inzag dat zij bij voorbaat al verloren waren. Naast mij zit een naakte jongeman. Hij zal niet veel ouder zijn dan ik, waarschijnlijk ergens onder in de twintig. Op zijn hurken zit hij voor zich uit te staren, een sliert kwijl hangt aan zijn twee maanden lange baard. Zijn linkerarm bestaat enkel uit een korte stomp waar provisorisch een grijze doek omheen is geknoopt. Waarom hij naakt is weet ik niet. Ik kan het ook niet vragen, want hij kan, of wil niet praten. Zo nu en dan gorgelt hij enkele onverstaanbare klanken terwijl hij me met zijn grote waterige ogen paniekerig aankijkt. Dan leg ik mijn hand op zijn iele schouder en zeg dat het allemaal goed is, dat hij maar rustig moet gaan zitten en dat ik voor hem zal zorgen.
__________________
Emoties, grootse Emoties!
|
![]() |
||
![]() |
Hmm..ging het eerst over een jongen waarvoor gezorgd werd, nu lijkt het wel alsof de jongen de taak op zich heeft genomen om voor anderen te zorgen. Het hoofdstuk is zeker sterk geschreven, ik heb alleen moeite om het te plaatsen in het voorgaande, omdat de karakters van de ik-personen zo verschillen. (althans, zo komt het op mij over)
Citaat:
__________________
L'art pour L'art. Gaat heen en schrijf!
|
![]() |
||
![]() |
Citaat:
![]() ![]()
__________________
L'art pour L'art. Gaat heen en schrijf!
|
![]() |
|
Okee, gelezen!
![]() Het is in ieder geval heel goed duidelijk dat de hoofdpersoon in hoofdstuk drie een stuk ouder en wijzer is geworden. Alleen vond ik hem in hoofdstuk twee al een beetje tegenstrijdig qua gedragingen. Af en toe gedraagt hij zich bijna als een kleuter (iets te jong, gok ik) en af en toe lijkt hij juist te volwassen voor zijn leeftijd. Hij zou daar iets van 12 moeten zijn? Tja, zo komt het (vanuit de manier van schrijven) op mij over, vooral als ik het volgende hoofdstuk bekijk. Dat is in ieder geval een knap staaltje werk, dat het leeftijdsverschil zo naar voren komt.
__________________
Recht voor je raapje!
|
![]() |
|
Hoofdstuk 3
Twee maanden. Twee lange maanden dwalen we al op zee. Onze positie op de wereldkaart is mij onbekend, evenals ons lot. Nu we overgeleverd zijn aan de grillen van het water, kan ieder moment het noodlot in zich dragen. In deze twee maanden heeft de turkooisgekleurde oneindigheid, die ons al zo lang in haar greep houdt, al minstens een dozijn mannen tot haar genomen. Sommigen stierven op heldhaftige wijze, terwijl ze tijdens een storm hoog in de mast klommen om het zeil te redden van de snijdende wind. Anderen stierven minder memorabel, zoals de mannen en vrouwen die door krachtige golven overboord werden geslagen, of de oude man die uitgleed op het vochtige dek en zijn rug brak. Ook zijn er een aantal vrijwillig hun dood tegemoet gesprongen. Uit een drang naar verlossing van het lijdzame bestaan, of simpelweg uit pure krankzinnigheid. Na een week gevuld met hevige stormen en beukende golven, zit ik nu in de schaduw van het zeil, verscholen voor de brandende zon, welke vandaag alleenheerschappij heeft over de blauwe lucht. Als de zee rustig is zit ik hier wel vaker, schrijvend aan verhalen over legenden en mythen, zoals ik op dit moment ook aan het schrijven ben. Nu is het echter mijn levensverhaal dat ik opteken aan de goedkope vellen perkament. Met mijn rug gezeten tegen de niet bewoonde kajuit kijk ik uit over het dek. Hier en daar bevinden zich splinterige gaten in het vermolmde hout. Aandenkens aan benen die opengehaald werden toen zij krakend door het hout zakten. Houtworm. Inclusief mijzelf, zijn er nog vijftien overlevenden op het schip, waar we onze doelloze reis begonnen met veertig mensen. In het begin heb ik mijn deel van het spaarzame eten nog gedeeld met de ouderen en zwakkeren onder ons. Tot ik besefte dat zij bij voorbaat al verloren waren. Naast mij zit een naakte jongeman. Hij zal niet veel ouder zijn dan ik, waarschijnlijk ergens onder in de twintig. Op zijn hurken zit hij voor zich uit te staren, een sliert kwijl hangt aan zijn twee maanden lange baard. Zijn linkerarm bestaat slechts uit een korte stomp waar provisorisch een grijze doek om is gebonden. Sinds twee weken volgt hij me zoals een kuiken zijn moeder volgt. Geen seconde wijkt hij van mijn zijde, constant mijn gedragingen imiterend, zelfs als ik mijn behoefte doe. In het begin vond ik het onbehaaglijk dat ik werd gevolgd door een naakte man, maar nu ben ik eraan gewend. Ik ben hem als een vriend gaan beschouwen. Naast Jakys ( waar ik later nog over zal vertellen ) is hij de enige vriend die ik in mijn leven gekend heb. Ik weet niet wat de oorzaak is van zijn naaktheid. Niemand weet het, hij zelf waarschijnlijk ook niet. Ik kan het ook niet vragen; zijn tong is uitgerukt. Zo nu en dan springt hij op, gorgelt enkele onverstaanbare klanken, en kijkt me paniekerig aan met zijn grote, waterige ogen. De eerste keren dat hij dat deed probeerde ik, gebruik makend van gebaren en houtskooltekeningen, erachter te komen wat hij bedoelde, maar hij begreep mijn bedoeling niet. Nu leg ik alleen nog begripvol mijn hand op zijn knokige schouder, terwijl ik hem zeg dat alles goed komt en dat ik voor hem zal zorgen. Meestal gaat hij dan rustig zitten, om weer kwijlend voor zich uit te gaan staren, zich niet bewust zijnde van de wereld om zich heen. Uitgeputte mannen en vrouwen liggen verspreid over het dek, wegkwijnend in de zon, als geraamten gehuld in stinkende vodden, de huid gelijk aan verdroogt perkament. De meeste ruggen, waaronder die van mij, zijn getekend door paarsgekleurde littekens, pijnlijk opzwellend als men er te lang mee in de zon zit; brandende herinneringen aan de zweepslagen. Op de voorsteven ligt een verwarde man, raaskallend over de duivel en de hel, rollend met zijn grote ogen. Al drie dagen ligt hij daar, terwijl hij gedurende de hele dag, als een bezetene, godslasterlijke kreten uitbraakt. “De heerser des Pandemonium heeft mij gestuurd als Groot-inquisiteur!”, “Satan wil de aarde zien branden!” Zijn woorden doen mij denken aan mijn eerst bezoek aan de stad. Aan de middag dat ik voor het eerst andere mensen zag, mensen die niet zoals mij waren. De middag dat mijn oude leven ophield te bestaan, en mijn nieuwe leven zijn ingeleide deed met die ene krachtige hand op mijn schouder.
__________________
Emoties, grootse Emoties!
|
![]() |
|
|
![]() |
||||
Forum | Topic | Reacties | Laatste bericht | |
Levensbeschouwing & Filosofie |
Waarom geloof jij? DBZ | 88 | 07-08-2009 17:32 |