Mijn Zwarte Lijn
Die zwarte. Ik kijk in de spiegel. Een meisje. Lichte ogen. De kleur van viooltjes zou mijn moeder altijd. Zou mijn moeder zeggen. Maar dat doet ze niet. Niet meer. Ik noem ze blauw. Mijn ogen. Gewoon blauw als de muur van Elke's kamer. Maar viooltjes vond mijn moeder leuker klinken. Blauw zoals zoveel meisjes hebben. Daarom die zwarte. Langzaam trek ik een lijn, hoelang ik daar niet op geoefend heb. Gewoon een lijn, precies goed en mooi zwart. Zodat mijn ogen niet meer zijn, zoals die van de rest van de blauw oogige meisjes. Ik zie mezelf veranderen. Mijn ogen worden harder, door een simpele lijn. Ze zouden me moeten zien, Elke, Emma en papa. Daar moet ik nu niet aan denken. Straks komt David. Weer voel ik die opwinding. Die ik eerst alleen had als ik hem zag, en bij hem was. Nu, als ik alleen maar aan hem denk. Rillingen. Maar andere rillingen. Meer van blijdschap en vooral van opwinding. Nu mijn kleren nog. Mijn jurk. Ik loop naar het kastje. Daar ligt hij, verscholen achter een paar schoolboeken. De jurk. Papa, je zou hem moeten zien. Zwart, fluweel, lang en mooi. Zo mooi. Ik heb er zo lang voor gespaard. Eng, zo noemde je het. In de stad, toen we zo'n meisje zagen. Ook zij had zo'n jurk en zulke ogen. Wit gezicht, zwarte ogen en zo'n blik. Starend en afwezig, als of ze ergens anders was. Ze was zo mooi. Ik kijk weer in mijn spiegel. Daar sta ik dan. Ik ben klaar. Helemaal veranderd, dus klaar. Niet meer te herkenen, dus klaar. Dit ben ik niet, of juist wel. Wie ben ik nu echt? Dat jonge verlegen meisje, net 16, zo onzeker. Of deze 'vrouw' die ik nu in de spiegel zie. Deze volwassen onafhankelijke vrouw, die haar papa niet meer nodig had. David zou het niet accepteren, mijn meisjeskant.
Maar papa, hoe zou hij reageren? Met deze jurk aan, en mijn make-up. Nee. Ik wil niet kiezen, niet weer. Ik denk aan mama. Nee, niet doen, ik ga weer aan haar denken. Ik denk aan vanavond, aan David. Hij wil weg. Met mij. Samen zouden we naar de stad uit gaan. Hij wilde iedereen vergeten en samen overnieuw beginnen. Zonder papa. En mama was ook al weg. De bel. Rillingen, gelijk weer. Ik wacht even, dan doe ik open. Zijn ogen. Ik kan er niks aan doen, maar ik kan er gewoon geen nee tegen zeggen. Hij kust me en vraagt of we weg kunnen. Hoe zouden we er samen uitzien? Precies zoals papa zei. Eng. Maar we zijn alleen maar anders. David heeft zijn lange zwarte jas aan, een bleek gezicht maar mooie heldere groene ogen. Gelukkig dat papa niet thuis is. Hand in hand lopen we naar de bus. We zouden vanavond de stad uitgaan. Hij wilde me iets laten zien. Hij wilde het niet zeggen, maar ik zou het geweldig vinden.
In de bus begint hij te vertellen over de plek. Het was een speciale plek, waar ik me thuis zou voelen. Ik gloeide van binnen. Die lieve David, speciaal voor mij een verassing. Ik zie ons langzaam de stad uitrijden. De huizen worden vervangen door groen. Hele vlaktes zonder iets. Zonder iemand. Ik voel me vrij en gelukkig. Na een paar minuten pakt David mijn hand, en stapen we uit. We staan aan de kant van de weg. Langzaam beginnen we de weg af te lopen tot ik een hek zie. Ik kijk David aan. Hij lacht en knikt. Een huis. Een klein huisje. Ik zou het bijna lief noemen. Een lief klein huisje. Nu begrijp ik wat David bedoelde met 'opnieuw' beginnen. Samen met hem. Dit werd mijn huis. Dit werd mijn thuis.
|