Dood na leven
“Want zo is het leven
Je kunt verdwalen
maar je mag wel zelf
je weg bepalen”
Ik las het bordje en begreep het. Ja, ik was grandioos verdwaald, maar ik had er zelf voor gekozen. Natuurlijk lagen er een aantal dingen vast, zoals het beginpunt en de aard van de wegen, maar dat waren kleinigheden. Op het moment dat men mij hulp had aangeboden, me weer op de hoofdweg wilde trekken, had ik geweigerd en was weggerend in een van de vele zijweggetjes. Het was een donker, kronkelig weggetje waar niemand me had kunnen bereiken. Maar ondanks de vele bochten, bleek het toch een snelle manier om naar het eindpunt te reizen.
Aan de andere kant van de hoofdweg waarop ik uiteindelijk was aangekomen, stond nog een bordje.
“Leven is reizen, het eindpunt is de dood.”
Juist ja. Tussen de twee bordjes stond een deur en aan weerszijden ervan stonden bomen. Ineens wilde ik terug, netjes de hoofdweg bewandelen, maar ik besefte dat dat niet ging. Het was hier eenrichtingsverkeer. Met een zucht duwde ik de deur open en liep het dodenrijk binnen. Het eerste wat ik zag, was alweer een houten bordje.
“Want zo was je leven
Je was verdwaald
maar je hebt zelf
je weg bepaald”
Ik vroeg me af of je wel echt kon verdwalen als het eindpunt al vaststond, ineens begreep ik het niet meer. Ik keek om me heen en zag wanhopige mensen. Ze probeerden bij de deur te komen, maar het leek alsof een onzichtbare kracht ze tegenhield. Sommige probeerden een gang te graven, maar de grond gaf nauwelijks mee. Even voelde ik paniek opkomen, maar ik besefte dat het te laat was om er nog iets aan te veranderen. Ik was nu dood, ik kon niets meer veranderen aan mijn armzalige leven. Die periode was voorbij, ook al had ik hem best opnieuw willen doen.
Voor mij was een heuvel en ik besloot die op te klimmen. Soms moest ik over mensen stappen die met hun handen in de grond graaiden of wanhopig rondkropen. Niemand was van plan voor me aan de kant te gaan, ze waren allemaal bezig met ontsnappingspogingen. Ik vroeg me af waarom, begrepen ze dan niet dat het zinloos was? Konden ze zich er niet in berusten dat ze overleden waren?
De heuvel was begroeid met vergeeld gras, op de top stond een eenzame boom. Na een kwartiertje, wat ook een week kan zijn geweest, kwam ik boven aan. Ik keek rond en zag tot mijn verbazing aan mijn linkerhand talloze zielsgelukkige mensen. Een dun rijtje bomen scheidden de wanhopige van de vrolijke mensen. Het eindpunt had dus niet vastgelegen, alleen het feit dat je ooit bij een eindpunt uit zou komen. Dit was de hel, daar was de hemel. “Maar waarom lopen ze niet gewoon door het bos naar de andere kant?” vroeg ik me hardop af.
“Toverkracht en de wetten van de wereld,” bromde een man boven me. Ik had hem nog niet opgemerkt, maar hij zat op een tak in de boom. “Je moet per se via een hoofdweg naar een eindpunt, anders gaat het niet.”
“Is het iemand ooit gelukt?” vroeg ik. Plotseling voelde ik een hevig verlangen en een gevoel van spijt. Was ik maar niet dat zijweggetje in gerend, was ik maar via de goede hoofdweg gegaan! De man schudde triest zijn hoofd. “Nee, helaas niet. Maar kijk, ik ben bezig met een constructie te maken in deze boom.” Hij schoof wat opzij en liet me een soort katapult zien. “Als alles volgens plan verloopt, lanceert hij me zo terug naar het beginpunt en dan kan ik proberen de goede hoofdweg te vinden. Wil je eraan meewerken?”
Ik knikte. Het was het proberen waard.
__________________
Het werkelijke leven is een veel oppervlakkiger gedoe dan men zichzelf bekennen wil. (T. Thijssen)
|