Mann mot mann
Het was een avond, niet zoals avonden later dan dat tijdstip. Deze was immers eerder, zelfs de eerste. Een avond waarop de wereld begon te draaien. Deze wereld. Hij was mooi, toen. Er waren mannen, samen, ze wisten nog van niks. Toch waren zij de personen die de warmte van de wereld maakten. Het was niet anders. Het begon op die dag en daarna zou het niet meer stoppen. Tot op heden heeft de aarde nog niet stil gestaan. Ik zou als ik er objectief naar zou kijken, het niet begrijpen. Mijn gevoel zou het zo zeggen, maar nu nog niet.
Die mannen van toen maakten de warmte op aarde. Zonder de warmte zou alles aan elkaar vriezen, waardoor er niets meer zou kunnen groeien. Volgens gelovigen had God die man die als eerste kwam, uit de modder gemaakt. Dat zie ik ook terug, mannen zijn maar modder. De man die als tweede kwam, was uit de rib van de eerste gemaakt. Maar die man was dan weer anders, niet precies hetzelfde als de eerste. Die werd dus maar vrouw genoemd, door de man, die zich ook al snel man noemde. Eigenlijk waren het mannen, allebei, maar dat vertelde ik ze maar niet. Het was nu al leuk genoeg.
Modderinteelt leverde schijnbaar resultaten op, waar niet iedereen weg van zou zijn. De mensheid was voor mijn gevoel mislukt en ik was er nog trots op ook. Ik bekeek het schouwspel al vanaf het begin der tijden, toen die mannen de draai aan de aarde gaven.
Ja, warmte was er genoeg, toen. Nu niet meer. De wereld is versteend en de mensen zijn niet meer zoals ze toen waren. Ze zijn erger dan modder geworden. Ik vraag me vaak af of ik ze zou vernietigen, gewoon, voor mijn plezier. Ik twijfel, want ik wil het eigenlijk niet. Ik heb alle mensen lief, schreven ze. Jaren geleden. Tweeduizend.
Onzin natuurlijk. Ik maak geen modder naar mijn evenbeeld. Zij wilden dat te graag, die twee en hun nakomelingen.
Ik knipperde met mijn ogen en keek nogmaals naar de wereld. Ik hoefde die wereld niet meer te vernietigen, dat zouden ze zelf wel doen. Man tegen man, modder tegen modder.
|