Liberté.
Het meisje zat onder tafel. Rondom zich hoorde ze niets; ze droomde. Ze droomde over zomerzon, zee en water. Ze rook het zelfs, zo graag wilde ze dat ze daar was. Als het weer zomer werd, dan zou alles goed komen. Niet nu, niet nu ze zich verstopte in een hoekje van haar huis. Af en toe leek ze de enige te zijn die nog nadacht, die zich zorgen om zichzelf maakte, die rond dwarrelde en tegelijk stil bleef staan. Zij gedroeg zich dubbel, ze had twee gezichten – en zij was de enige die haar tweede kende. Verder niemand.
Het meisje zat onder tafel en ze droomde, ze droomde over liefde en haat, elektriciteit en isolatoren. Zij was de isolator van haar eigen leven. Ze beschermde zichzelf wel, dat hoefde een ander niet voor haar op te knappen. Natuurlijk, zij was ook een mens, ze had lief en haatte, maar. Ze leek nauwelijks op anderen; ze geloofde nog steeds in het goede. Hoe diep ze ook gezonken was, hoe slecht ze zich ook voelde – zij zou langer leven dan de rest van de wereld, want zij was in staat zichzelf te redden.
Het meisje zat onder tafel en zag in haar dromen haar toekomst wijd voor zich uitgestrekt liggen. Zolang zij wilde zou ze leven. Al dan niet in de zomer, al dan niet met de rest van de wereld – al dan niet als isolator. Ze hoopte, geloofde en ze droomde.
------------------------------------------------------------------------
Gisteren. Commentaar?
__________________
Veel lopen, langzaam water drinken.
|