Ze is lelijk. Dik, ongehuwd, mislukt naar eigen zeggen (en ook naar dat van een ander). Ze heeft twee kinderen. Ze wíl twee kinderen. De kinderen willen niet meer van haar zijn. Ze schreeuwt en ze huilt, ze krijst en ziedt, ze vleit en verdriet, ze venijnt en brult, jankt en haat. Ze is lelijk. Ze treft zichzelf opnieuw, alleen.
Gisteren was ze jarig. Een telefoontje had veel kunnen doen. Een briefje, een glimlach, een fijne verjaardag. Ik herinner me, toen ik vijf was, ballonnen en taart en lachende ouders, hiep hiep hoera - er is er één jarig en dat is zij! Nee, eigenlijk herinner ik het me niet meer, maar ze zeggen dat het zo ooit eens is geweest. Niemand heeft haar huis met slingers versierd, of taart gekocht en waarschijnlijk at ze een boterham op de manier die zij alleen kan, die weerzinwekkende manier waardoor het honger hebben overgaat, het gevoel ooit nog honger te kunnen hebben overgaat. Dan dacht ze eraan hoe jarig ze wel was, en hoe alleen.
Vroeger was ze mama, en nu is ze Kathleen. Ze maakte citroenthee toen ik van school kwam, en soms wel koekjes. Mét chocolade. Een traktatie die haar schuldgevoel verdreef, haar lieve dochtertje, koekjes etend, thee drinkend, zij deze avond aan de wijn. Een fles, of twee, of drie. Het hing er maar van af hoe hard ik gaan wenen zou.
Nu nog noemen ze haar mijn moeder. De enige band die we ooit hadden was de navelstrang, nu toch luttele jaren doorgeknipt. Ik kom uit haar lichaam en haar huis, maar geven zal ik haar die naam nooit meer. Ze is de wind als ik fiets en ze is de traan als ik vooral niet mag huilen. De 'ik haat haar's' lachen ze weg en de 'ik haat haar wérkelijk's' kijken ze bezorgd aan, lachen ze vervolgens weg. Dan zeggen ze dat ik haar ogen heb.
Laatst gewijzigd op 03-08-2006 om 21:25.
|