Hierbij een soort experiment van mij, ik ben benieuwd hoe men hier over denkt. Zelf heb ik het te vaak gelezen om objectief te kunnen beoordelen hoe dit korte verhaal 'beleefd' wordt door iemand die het nog nooit gelezen heeft, vandaar dat ik graag wil weten hoe het verhaal overkomt op mensen die het voor het eerst lezen.
Graag commentaar/kritiek op de wijze van uitwerken en niet op de inhoud zelf, dit is verder alleen maar een soort van experiment en voor mij is kritiek/commentaar op de inhoud daarom niet zeer relevant.
------------------------
Flits! Ineens zag hij in zijn achteruitkijkspiegel in de verte twee felle lichten oplaaien. Hij hoorde een motor starten en hij schrok van het gebrul. Direct draaide hij zijn contactsleuteltje om en startte zijn donkere BWM. Met een flinke snelheid reed hij de weg op, hopend dat de felle lichten in zijn spiegel kleiner zouden worden. Even leek het daar inderdaad op, maar na een tijdje bleek het tegendeel waar. De lichten werden groter en na verloop van tijd bleven ze even groot. Hij werd achtervolgd. De weg was lang en leeg en de bomen langs de kant van de weg maakte het geheel extra donker. Ook stonden er geen lantarenpalen langs de weg, waardoor hij zich volledig moest concentreren op zijn eigen koplampen. Hij keek in zijn spiegel en zag nog steeds de felle lichten. Waar moest hij heen rijden?
Hij concentreerde zich op de weg omdat het erg donker was. Hij had zijn extra licht aangedaan om niet het risico te lopen ergens tegenaan te rijden. Hij mocht nu niet falen, er zou te veel van af hangen. Hij keek in zijn spiegel en richtte zich weer op de weg voor hem. Hij wist dat hij in zijn kofferbak een honkbalknuppel had liggen waarmee hij stevig kon slaan. Het mes dat hij naast zijn stoel had liggen was misschien wel scherp, maar niet erg groot. Meer had hij niet. Verdomme.
Hij leek in zijn spiegel. De lichten waren nog steeds even groot. Hij voelde dat hij langzaam doorweekt begon te raken en hij voelde zijn hart sneller kloppen. Hij veegde met zijn hand zijn voorhoofd droog en remde voor een lastige bocht in de weg. Hij reed niet waanzinnig hard, maar toch harder dan de toegestane snelheid. Hij was bang om in paniek ergens tegenaan te rijden.
In de weg zaten steeds meer bochten. Nog altijd was niemand hen te gemoed komen rijden. Hij liet zijn snelheid iets zakken en stuurde zijn auto door een lange bocht naar rechts. Hij voelde zijn lichaam naar buiten worden gedrukt door de G-krachten en het mes bewoog ook steeds een klein beetje. Zou hij zijn lichten even uit doen om de ander in verwarring te brengen? Nee, beter niet, het zou te gevaarlijk zijn. Beter kon hij zijn snelheid wat opvoeren om de ander onder druk te zetten.
Zijn auto begon een raar geluid te maken. Hij wist eerst niet wat dat te betekenen had totdat hij bemerkte dat hij in een te lage versnelling reed om harder te kunnen rijden. Hij schakelde naar zijn zesde en tevens hoogste versnelling en reed wat harder. Nog steeds die koplampen in zijn spiegel. Hij begon steeds nerveuzer te worden. Wat moest hij doen? Hoe kon hij in godsnaam die achtervolger afschudden? Er waren hier geen zijstraten. Hij zou toch echt op deze weg moeten blijven. Hij merkte dat zijn achtervolger steeds dicht achter hem kwam rijden en als hij vaart maakte, deed de auto achter hem hetzelfde. Hij probeerde door in zijn achteruitkijkspiegel te kijken het gezicht van zijn achtervolger te zien, maar het was te donker.
Er zou nu toch echt iets moeten gebeuren want zo kon het niet langer. Het duurde allemaal veel te lang. Hij stopte het kleine mes in zijn jaszak en veegde wat zweet van zijn hoofd. De vele bomen langs de weg gingen zacht heen en weer, gedwongen door de lichte bries die door de avond waaide.
Zijn rechter achterwiel maakte een moment contact met het zachte groene gras naast de weg en hij voelde dat hij zijn auto begon te verliezen. Uit paniek stuurde hij wild naar links, waardoor zijn auto in een slip begon te raken en het enige dat hij kon doen om niet helemaal van de weg te raken, was hard remmen. Hierdoor slipte hij alsnog en hij knalde met de neus van zijn auto tegen een boom aan, zijn auto blokkeerde driekwart van de weg. Hij deed zijn ogen dicht. Nu moest hij zichzelf beschermen, maar waarmee dan toch?
Nadat hij was bijgekomen van de schrik opende hij zijn portier. Hij liep met zijn mes in de richting van de andere tot stilstand gekomen auto en maakte het portier van de andere persoon open. Deze keek hem aan met bange ogen aan. Hij stak zijn hand in zijn jaszak en maakte een geluid dat op een lach leek. Hij hief het kleine mes hoog en liet het met grote kracht in het voorhoofd van de bestuurder neerkomen.
“Dat krijg je ervan als je je idioot gedraagt,” mompelde hij.
De bestuurde raakte bewusteloos, of dood, hij wist het niet. Hij liep terug naar zijn eigen auto en haalde uit de kofferbak een honkbalknuppel. Hij tilde de bestuurder uit zijn auto en bewerkte zijn lichaam enkele malen met de honkbalknuppel, waarna hij tot de conclusie was dat de ander dood was. Het mesje bleef wonderlijk genoeg in hoofd van de dode zitten.
Hij legde zijn honkbalknuppel terug in de kofferbak en ging in zijn auto zitten. Hij legde zijn hoofd in zijn handen en zuchtte. Hij startte zijn motor, die een brullend geluid maakte en tegelijk verlichtte twee felle lichten een donkere, in de kreukels liggende BMW die tegen een boom aan stond. Het portier stond open en op de grond lag een man. Er stak een klein mesje uit zijn hoofd.
Hij deed zijn portier dicht en scheurde met piepende banden de duisternis in.
|