Voor een tweedegraads veelterm:
y(x) = ax² + bx + c, met a, b en c constante getallen (die dus niet van x afhangen)
Is de discriminant D gegeven door:
D = b² - 4ac
Zoals Remy zegt bepaalt de discriminant hoevaak de functie y(x) de x-as snijdt, oftewel, het geeft aan hoeveel reële oplossingen de vergelijking y(x) = 0 heeft.
Voorbeelden:
x² + 1 = 0
D = 0² - 4*1*1 = -4 < 0, geen snijpunten
x² - 2x + 1
D = (-2)² - 4*1*1 = 0, 1 snijpunt
x² - 1 = 0
D = 0² - 4*(-1)*1 = 4 > 0, 2 snijpunten
|