Bij Hardy-Weinberg heb je altijd twee allelen, p en q. Vaak heb je een recessief en een dominant allel. De dominante noem je dan p en de recessieve q. Er gelden dan twee dingen over de allel frequentie (=de mate waarin een allel voorkomt, dus als 10% van de mensen het allel heeft is de allel frequentie 0,1)
p+q=1 en p^2+2pq+q^2=1
Bij een opgave waar Hardy-Weinberg in voor komt weet je vaak van een van de allelen de allel frequentie, of kan je die uitrekenen. En kan je dan met de formules bij je antwoord komen.
Dus je moet eerst met het gegeven dat een op de 30 personen recessief dragen is (dus 2pq ) berekenen hoe groot de kans is dat een baby de ziekte heeft (dus q^2 heeft)
Probeer er nu eerst zelf maar uit te komen en als het niet lukt help ik je wel weer verder.
(als je het goed doet komt er een kans van 0,029% uit volgens mij)
Laatst gewijzigd op 27-05-2010 om 22:38.
|