Citaat:
Ik heb een vraag over biologie.
In mijn stof staat dat er dieren zijn die polygaam zijn en dieren die monogaam zijn. Dit is biologisch te verklaren, staat er. Bij dieren die polygaam zijn, zijn de mannetjes groter dan de vrouwtjes (logisch: die moeten indruk maken). Bij dieren die monogaam (sowieso gedurende 1 broedseizoen) zijn zijn de mannetjes en vrouwtjes ongeveer even groot.
Ik wil nu weten: Zijn bepaalde dieren polygaam/monogaam geworden omdat bij die dieren de dieren verschillen/hetzelfde zijn? Of zijn ze gedurende evolutie groter/gelijk geworden omdát ze polygaam/monogaam zijn?
|
Dit is een beetje een kip-en-ei vraag. Wat was er eerder?
Het belangrijkste om eerst vast te stellen zijn twee dingen:
- Evolutionair succes wordt bepaald door het aantal voortplantende nakomelingen die een individu krijgt
- Er is altijd een variatie in daadwerkelijke grootte en eigenschappen van dieren, ook tussen mannetjes en vrouwtjes van seksueel isomorfe (gelijkvormige) soorten
Elk individueel dier zal dus zijn best doen om zo veel mogelijk nakomelingen te krijgen. Polyandrie (meerdere mannetjes op een vrouwtje) en polygynie zijn daarin de uitersten, met monogamie in het midden. Om het doel van veel nakomelingen te bereiken is er een duidelijk verschil in belang voor mannetjes en vrouwtjes van hogere diersoorten.
Het gaat daarbij om energie: het kost minder energie om sperma te maken dan om eicellen te produceren in het lichaam. Vanaf dat punt, wordt de investering van het vrouwtje in jongen alleen maar groter. Mannetjes kunnen dus in principe (!!) veel makkelijker veel vrouwtjes bevruchten, terwijl het aantal nakomelingen voor een vrouwtje niet toeneemt als ze met meer mannetjes paart.
Dit geeft vrouwtjes een groot voordeel: ze kunnen kieskeurig zijn. Kort door de bocht: als je (als vrouwtje) geen goede vent vindt, dan kan je zelfs aan je buurvrouw vragen of je haar man even mag lenen. Een goed mannetje vinden is daarom van groot belang en hoe 'fitter' het mannetje hoe meer vrouwtjes met hem willen paren. ('Fit' betekent hier 'goed', niet 'groot' of 'sterk'.) De kleine scharminkels staan dus kansloos en het mannetje zal steeds groter worden...
Maar wat als het mannetje waarmee je paart alleen aandacht voor jou heeft? En meer energie steekt in jou beschermen, voedsel brengen, je jongen grootbrengen? Dan wordt het plotseling veel interessanter om monogaam te zijn met die man, want je krijgt uiteindelijk meer nakomelingen die het overleven dan als je het in je eentje moet doen.
Vanuit een mannetje gezien is het dus altijd de vraag: hoe krijg ik het meeste nakomelingen? Probeer ik met zo veel mogelijk vrouwtjes te paren, of geef ik eentje alle aandacht?
Over het algemeen kan gesteld worden dat de meeste soorten hierdoor niet volledig monogaam of polygaam zijn (er zijn zelfs wetenschappers die het idee van volledige natuurlijke monogamie verwerpen). Het meest sprekende voorbeeld hierbij vind ik altijd de twee meest intelligente mensapen: de chimpansees en de mens.
Je kan stellen dat chimpansees polygaam zijn en mensen serie-monogaam. (Dit is iets kort door de bocht)
Je ziet bij chimpansees vaak dat een groep geleidt wordt door een paar mannetjes waarvan de slimste of sterkste de alfa-rol heeft en met de meeste vrouwtjes paart. Deze alfaman laat het toe aan zijn directe hulpjes dat ze af en toe paren met een vrouwtje (politiek), maar de lagere mannetjes kunnen het vergeten. Toch zie je in deze groepen dat de kleine mannetjes vaak proberen een vrouwtje te verleiden door heel aardig tegen haar te doen. Voor het vrouwtje heeft dit voordeel (ze heeft meer eten/aandacht/status) en voor het mannetje ook (hij kan toch paren). Je ziet daarom binnen de groep monogame eigenschappen tussen chimpansees terwijl de gehele groep polygaam opereert. De meeste jongen die geboren worden zullen dus van de leiders zijn, maar een klein percentage komt van deze 'hopeloze' mannetjes.
Als conclusie zou je dus kunnen zeggen: ben je groot, ben je polygaam. Ben je klein, ben je monogaam. Omdat beide tactieken werken zie je dus in chimpansees maar een beperkte dimorfie.
Bij mensen is de dimorfie nog kleiner. Mensen zijn voornamelijk monogaam (hoewel wetenschappelijk het waarschijnlijk is dat mensen van nature wisselen van vaste partner). Toch zijn er altijd mannen die het voor elkaar krijgen om met meerdere vrouwen relaties te onderhouden. Voor deze mannen is het dus duidelijk mogelijk om succesvol te zijn als polygaam individu. Er zijn zelfs onderzoeken die er op wijzen dat deze polygame mannen procenten (tot wel 10%) van de bevolking verwekken.
Maar dit is een heel verhaal voor een antwoord op je vraag: Mannetjes van diersoorten zijn polygaam als ze dit kunnen (bijvoorbeeld omdat ze groter zijn). Bij diersoorten waarbij dit extreem succesvol is, is een steeds groter verschil ontstaan tussen de geslachten. Het is daardoor voor die soorten een cirkel geworden die ze aanhouden: sterk dimorfe mannetjes kunnen polygaam zijn, en omdat ze polygaam zijn worden de nakomelingen steeds sterker dimorf.
Ik hoop dat dit zo helpt?