Registreer FAQ Berichten van vandaag


Ga terug   Scholieren.com forum / Kunst & Cultuur / Verhalen & Gedichten
Reageren
 
Topictools Zoek in deze topic
Oud 22-06-2011, 14:17
Akirameru
Akirameru is offline
Hallo!

Ik schrijf vaak kleinere verhaaltjes, en heb mezelf voor de uitdaging gesteld (alhoewel ik er lang geleden mee ben begonnen) nu eens iets langers te schrijven.


Het gaat over Moïra en Marcus. Ze zijn een gelukkig koppel, maar Moïra is opzoek naar meer.



1.

“578.. 579.. 580..” Luid op tel ik de klavertjes één, twee, drie of vijf die ik tegenkom, terwijl Marcus achter mij op het kleed zit te mompelen over hoe vreselijk hij het vind dat er naast de paarse viooltjes oranje tulpen groeien.
“Zie je dan niet hoe dat vloekt!” bijt hij me toe als ik weer eens met mijn ogen naar hem rol.
“Je weet zelf wel dat ik vind dat alle kleuren gewoon feilloos in elkaar over zouden moeten gaan. De natuur is net één grote puzzel, Moira, één grote puzzel. En moeder natuur heeft hier duidelijk een verkeerd stukje neergelegd.” gaat hij verder terwijl hij met mijn net gekochte walnoten probeert de tulpen kapot te gooien, dondersgoed wetend dat het hem niet zal lukken en het alleen maar betekend dat hij straks voor mij nieuwe mag gaan halen. Hij blijft ermee doorgaan, omdat hij denkt dat hij daarmee de wereld meer in evenwicht brengt. Het is één van de redenen waarom ik zo van hem houd. Hij heeft een kijk op dingen die geen ander heeft. Hij heeft zijn eigen logica ontwikkelt, is overtuigd van het feit dat zijn kijk op de wereld, zijn commentaar op mens en natuur, door iedereen zou moeten worden gekopieerd. En dat wanneer zijn visie wereldwijd gevolgd wordt, de wereld er op vooruit zou gaan, en op een dag zelfs moeder natuur hem niet meer zal pesten met een dode boom te midden van een rij groene eiken, of zoals vandaag de vloekende bloemen. Want dat doet moeder natuur volgens hem, ze pest hem.
“581.. 582.. 583..” tel ik onverbiddelijk verder.
“Moira, lief. Je ligt nu al uren op je buik te tellen. Kun je niet voor even bij me komen zitten en tenminste doen alsof je het bloemen-incident waar ik me zo druk over maak net zo erg vind als ik?”
“Er moet hier toch wel ergens een klavertje vier zijn? En zolang ik die niet heb gevonden, ga ik door.”
Een zucht volgt uit de mond van mijn dwergje. “Als ze eenmaal ergens aan begint..”
Ik pak en walnoot en tracht hem naar zijn hoofd te gooien, maar ik mis. “Ergens.” begin ik.
“Ergens moet hier toch wel geluk te vinden zijn? We zijn op één van de mooiste plekken die ik ken, en ik heb verder overal gezocht! Ik heb een hele winter lang plekken bezocht die je volgens de boeken, de radio en de televisie gelukkig zouden maken, maar niks gaf me dat gevoel. Ik heb hoefijzers bij me gedragen, miljoenen rituelen uitgevoerd en zelfs yoga maakte me niet rustig. Dit klavertje vinden is mijn laatste hoop, dwergje. Mijn laatste hoop.'

Als een echte man zit ik achter op de fiets van Marcus. Aan beide kanten van de fiets bungelt één van mijn benen. “De amazone-zit is ook uitgevonden om de wereld meer gratie, meer charme te geven hoor.” kaart Marcus aan.
“Met jouw gevoel voor evenwicht vind ik dit toch wat fijner zitten.” Marcus is niet zo'n held wat fietsen betreft. Één verkeerde beweging en hij rijdt me vol overtuiging de rozenberm in, om vervolgens ook nog te weigeren de doorns uit mijn armen te trekken.
“Doet het jou er niet toe hoe dit eruit ziet dan? Stel dat wij een foto zouden zijn. Dan zou iedereen zeggen dat er iets mis is aan de compositie. Dat jij niet klopt. Een gespierde, licht getinte jongen fietst zelfverzekerd door de straten van een klein ouderwets dorp, met achterop een pareltje die erbij zit alsof ze haar glans is verloren. Ongegeneerd, alsof..”
“Bij hoeveel was ik?” onderbreek ik zijn zin om een minuten durende schets over hoe ik niet in ons plaatje pas te stoppen. Om nog maar niet te beginnen over zijn gespierde lichaam. Spieren heeft hij, daar liegt hij niet over, je ziet ze alleen niet zoals het bij een jongen zou zijn die wekelijks de sportschool bezoekt.
“Bij hoeveel was je waarmee?”
“De klavertjes!” Hoe kon hij nou niet weten dat ik het daar over had? “Hoeveel klavertjes met teveel of te weinig blaadjes had ik al gehad? En we gaan morgen ochtend toch wel weer terug om verder te zoeken naar mijn geluk he?”
Marcus zucht en stopt abrupt met fietsen, midden op het schelpenpad. Hij houdt mijn hoofd tussen zijn handen en kijkt me eventjes nadenkend aan, zijn handen twee a drie keer verplaatsend. Hij frutselt even aan zijn imaginairy baardje –want dan doen alle grote denkers volgens hem- steekt zijn vinger in de lucht en roept zoals het een waar genie betaamt: “Eureka!”
“Ik weet het Moïra! Ik weet eindelijk wat er mis is met jou. Er zit hier, in dit mooie hoofdje met prachtige jukbeenderen, hier zit een draadje los.”
Even gniffel ik van het hele toneelspel dat hij voor mij uitvoert, om zijn belediging wat vorm te geven.
“Geeft toch niks.” zeg ik nonchalant. “Zo'n groot iets als jij kan dat toch zo weer repareren?”
“Maar natuurlijk,” begint hij zijn zin, terwijl zijn ego zich voedt met het sarcastische compliment dat ik net gaf. “Ik pak gewoon een soldeerbout, en een beetje van mijn natuurlijke soldeertin, en ik las die boel daar zo weer in elkaar!.”
Een kus drukt hij op mijn voorhoofd, waarna hij weer op de fiets stapt en verder zwabbert richting huis.
Met citaat reageren
Advertentie
Reageren


Regels voor berichten
Je mag geen nieuwe topics starten
Je mag niet reageren op berichten
Je mag geen bijlagen versturen
Je mag niet je berichten bewerken

BB code is Aan
Smileys zijn Aan
[IMG]-code is Aan
HTML-code is Uit

Spring naar


Alle tijden zijn GMT +1. Het is nu 02:54.