Advertentie | |
|
![]() |
|
hallo isabellexkus,
De eerste zin klopt. De tweede zin niet, want 'kunnen' is geen koppelwerkwoord. Alleen bij koppelwerkwoorden kun je een naamwoordelijk gezegde aantreffen, maar het hoeft niet. De koppelwerkwoorden zijn: zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen, heten, dunken, voorkomen. Handig is om deze woorden uit je hoofd te leren. Als het onderwerp hetzelfde is als het zinsdeel waarmee het verbonden is (vb:Jan is slager. Hier is "Jan" dezelfde persoon als "slager"), heeft de zin een naamwoordeljk gezegde. Als een zin een naamwoordelijk gezegde heeft, kan het geen werkwoordelijk gezegde bevatten. Het naamwoordelijk deel van het gezegde is dat waarmee het onderwerp verbonden wordt. Het koppelwerkwoord verbindt. Als je een naamwoordelijk gezegde hebt benoemd, hoef je dus géén werkwoordelijk gezegde meer te benoemen. http://www.cambiumned.nl/hpoefng.htm Hier is een extra oefening die je misschien kunt gebruiken bij het leren voor je proefwerk. Op deze site zijn trouwens vast nog veel meer oefeningen te vinden. Succes met leren, groetjes, Marie-Claire |
![]() |
||
![]() |
Citaat:
![]() |
Advertentie |
|
![]() |
|
|