Hallo allemaal,
over mijn huiswerk heb ik twee kleine vraagjes. Ik zal eerst de opdracht typen, daarna mijn antwoord en dan wat ik niet snap.
1)
We doen een aantal proeven waarbij we ijzer en een zwavelzuuroplossing bij elkaar voegen. Een oplossing van zwavelzuur in water noteren we als 2H+ (aq) + SO4 2-(aq). Het SO4 2- is bij deze reactie een tribune-ion.
Proef 2: 10 gram ijzerpoeder en 100 ml 0,5 M zwavelzuur
Vraag: Bereken hoeveel cm3 waterstofgas bij proef 2 maximaal kan ontstaan.
Berekening: Overmaat ijzer dus alleen zwavelzuur van belang. 1H2SO4 --> 2 H+
100 mL x 0,5 = 50 mmol H2SO4
molverhouding is 1:2 dus
50 x 2 = 100 mmol H+ = 0,100 mol H+
aantal mol x Vm = aantal L gas
Vm = 24,5 (T=298 K0
0,1 x 24,5 = 2,45
2,45 L gas
2,45 x 10^3 cm3
Het antwoordenblad deelt het rood gemarkeerde stuk door 2, vanaf daar ging ik de fout in. Weet iemand waarom ze 0,100 mol H+ door twee delen? De rest van mijn berekening is wel in overeenstemming met het antwoordenblad.
2)
Je lost 2,03 gram natriumcyanide op in water in een maatkolf. Na oplossen vul je het volume aan tot exact 100,00 mL. Dan pipetteer je 10,00 mL van deze oplossing in een erlenmeyer en je gaat titreren met een onbekende concentratie zoutzuur.
Reactievergelijking:
H3O + (aq) + CN- (aq) --> H2O (l) + HCN (aq)
Aantal mmol cyanide-ionen in de erlenmeyer: 4,14 mmol OH-
Vraag: Welke indicator is geschikt om toe te voegen? Leg uit.
In het antwoordenboek staat heel droog " bv dimethylgeel of methyloranje" maar ik heb geen idee waarom...
Alvast heel erg bedankt!
|