Als iemand me alsjeblieft zou willen helpen zou ik dat echt heeel fijn vinden! Mijn groepsgenoten hebben me met dit moeilijke werk opgezadeld omdat ze het niet snappen, maar ik snap er zelf dus ook niks van.

Het gaat dus om de onderste vragen.
Proef 1:
Lavoisier deed kaliumjodide (reukloos, vast, kleine korrels) in een erlenmeyer, deed er water bij en het loste netjes in het water op. Daarna deed hij loodnitraat (wit, fijne korrels) in een reageerbuis met water en ook het loodnitraat loste op. Daarna deed hij de reageerbuis in de erlenmeyer, de reageerbuis stond gewoon rechtop zodat dus nog niets met elkaar mengde en woog dit: 170 gram. Daarna mengde hij het water met loodnitraat met het water met kaliumjodide en woog het opnieuw: ook 170 gram. Dit noemde hij de wet van Lavoisier.
Proef 2:
Jan Jaap Jurk (vanaf nu JJJ genoemd) wilde bewijzen dat Lavoisier geen gelijk had en deed het volgende: hij deed soda (wit, poeder, zout) met water in een erlenmeyer, dit loste op. Hij deed zoutzuur in een reageerbuis. Hij woog ze samen (dus de reageerbuis met zoutzuur in de erlenmeyer met water en soda) en dit woog 197 gram. Toen hij het bij elkaar voegde echter viel hem op dat het nog maar 195 gram woog.
Proef 3:
Lavoisier voerde deze zelfde proef uit maar deed hierbij iets anders: hij plaatste een ballon boven de erlenmeyer waar het water met soda en het zoutzuur allebei inzaten, en woog het: het was nu nog 171 gram.
Proef 4:
JJJ trok en bol staalwol uit elkaar en legde dit op een weegschaal: het woog 2,9 gram. Toen zette hij dit in brand en woog het opnieuw: het woog nu 3,2 gram.
De vragen:
1. Reken alles door wat er door te rekenen valt
2. Bewijs waarom Lavoisier gelijk heeft en de wet van massabehoud toch klopt.