|
Kaas
“Wilco, wakker worden. 15 November is aangebroken.
“Moeder, laat me. De last des levens dien ik alleen te dragen.”
“Mijn zoon wordt geteisterd door problemen. Zal ik je inschrijven voor het leger?”
“Neen. Ik wens te sterven, niet wijs te worden. Hoe staat het met vader?”
“Levend. Hem heeft het leger goed gedaan.”
“De vorige keer dat ik er naar toe ging had ik zeven vrouwen en veertien kinderen gekregen.”
“Dat is niet prettig. Wat vreselijk moet dat voor je zijn geweest. Hoe slecht kan iemand presteren…”
“Zo slecht dus. Ik ga wel bij de landmacht.”
“Zou je dat nou wel doen? De marine is leuker en beter. De landmacht is voor watjes. En heb je enig idee hoe duur persluchtflessen zijn? Vast niet, dus laat me je vertellen: heel erg duur!”
“Ze hebben er wel zuurstof, maar het ligt los op lucht.”
“Los? Wat een vreselijke gedachte, hoe heidens. Hoe ademen ze dan, of heet dat überhaupt anders?”
“Door de neus en de mond. Ze hebben noch kieuwen, noch een fatsoenlijke belichaming voor hetgeen dat hen zuurstof op doet nemen. Zij apen ons na.”
“Wat ouderwets en stom. Hebben ze vliegtuigen?”
“Ze hebben een bepaald iets dat ze de ‘benenwagen’ noemen.”
“Oh. Eten ze wel?”
“Ja. Ze eten vissen.”
“Dat is gezond. Goedkoop, maar gezond.”
“Ik groet u, moeder. Groet voor mij mijn negen zussen, mijn kleine broer en Vader. Wees gegroet.”
“Houdoe.”
Na het afscheid plaatst Wilco zijn zelfgemaakte bom bij de voordeur, blaast deze op en vertrekt. Hij loopt richting land, in de hoop ondertussen dood en verderf te zaaien.
Helaas mag het niet zo zijn, zijn reis belooft een veilige en bovendien een saaie te worden. Melodieus begeleid door de rat op zijn rugzak, die liederen van Jewel scandeert, waagt Wilco zich aan een discussie met de rat.
Rode poelen van drijfzand plaveien de weg des doods, de weg naar het vasteland. Het cement dat de poelen van elkaar onderscheid is beroerd door de tand des tijds, krassen van vingers vervagen naarmate Wilco erover loopt.
“Rat, houdt je kop.”
“I was thinking that I might fly today, just to disprove all the things that you say...”
“Verdomme rat, wees stil of ik eet je op.”’
“It doesn't take a talent to be mean...”
Lichtjes geagiteerd pakt Wilco de rat van zijn rugtas en eet hem op. Zijn snijtanden bewijzen een handig instrument te zijn.
“Ik zing in de regen en ik loop naar het leger.”
“Het regent niet.”
“Hou je je bek of moet ik je weer opeten?”
“(…)”
De reis vervolgt zich, saai en voorspelbaar. Eenmaal bij De Grote Scheidingsweg aangekomen, wil Wilco afscheid nemen van het water.
“Water, ik neem afscheid van u. Ik groet u en zal u gaan missen.”
Een kleine draaikolk doet zich aan.
“Gegroet, oh water.”
De draaikolk wordt alsmaar groter. Wilco begint onraad te ruiken en vraagt de rat om opheldering.
“Je hebt het water beledigd.”
De draaikolk metamorfoost zich tot een grote potentiële Wilco-moordenaar en kijkt hem kwaadaardig aan. Wilco ziet het zalige eind naderen en gaat ogenblikkelijk op zijn knieën.
“Ja, dood mij, oh heilig water! Verlos mij uit mijn ellendige leven en beëindig deze marteling! Laat uw toorts des wijsheid en kracht over mij heen gaan, verlos mij!”
Na een moment van kalmte bedenkt het water zich. Ze stopt haar gedraai en verwezenlijkt zijn ergste droom, die zich inmiddels al op Wilco’s planning bevind. Met een kleine, doch krachtige vloedgolf, smijt ze hem op de kust. Enigszins verward schakelt Wilco de persluchtflessen in en kijkt om zich heen.
“Kom rat, we gaan het leger zoeken.”
In de verste verte doemt een groot gebouw op. Wilco wordt onmiddellijk getroffen door de ouderwetse constructie van het gebouw. Het heeft ramen én gigantische gaten, waarschijnlijk komen de mensen hier door als ze naar hun werk gaan. Of kennen ze het begrip ‘werk’ niet? Bah, mensen. Wilco huivert bij de gedachte aan wezens die nog op twee benen lopen. Het moet gezegd worden dat het taboe wat hier op rust, dient te verdwijnen naarmate hij de nieuwe, vreemde wereld bestudeert. Kijk daar, een soldaat! Het zoeken naar het leger kan gestaakt worden, plezier zal snel beginnen.
“Mevrouw! Ik heb uw hulp nodig!”
“Dat is nog altijd mevrouw de officier, ja? En wat wilt u, duister wezen?”
“Ik wil graag in uw leger.”
“Tezamen met die vogel, die mij vanaf uw rugtas zo onbeschoft aanstaart?”
“Mijns inziens is het een rat. Hij wil meedoen met het Spel der spelen.”
“Goed. Vul dit in en onderteken het.”
“Formulieren? Wat voor formulieren?”
“Dit is een officiële aanvraag voor veertien maal opdrukken. Als je de gegevens van jou en je vogel in wilt vullen, zijn we zo klaar en dan gaat de aanvraag naar de rechter. Die zal het ondertekenen, waarna je kan beginnen met de veertien keer opdrukken.”
“Oké.”
Wilco begint met het invullen van de documenten. De persluchtflessen drukken hem zwaar op de rug. Ondertussen bekijkt hij de merkwaardige kleding van de officiersdame.
Een panty, kilt en een T-shirt met daarover een Dolce e Gabbana mantelpakje. Hoe merkwaardig.
“Wezen, zeg mij, waarom je zulke malle kleren aan hebt? Ze zijn niet gepast, je onderdrukt het feminisme!”
“Maar…”, stamelt een hevig onthutste Wilco, “wat is er dan fout aan?”
“Je onderdrukt de vrouwen en je ontkent je het ook! Betrapt! We zullen je aan de schandpaal nagelen!”
“Hoe kan ik vrouwen onderdrukken, ik heb zelf zeven vrouwen en veertien kinderen?”
“Oh! Jij vuile… vrouwenhater!”
“Hoe, wat… Ik begrijp het niet…” Wilco raakt de kluts alsmaar meer kwijt. Vrouwen onderdrukken? Hoe kan dat niet goed zijn, het is toch de orde van de dag? Hij moet een man spreken, die het hem uit kan leggen, onder het genot van een flinke teug wodka. “Ik wil een man spreken. Ga hem halen, vrouwmens!”
“En halen zal ik hen!” Met die woorden begint het kleine, driftige officiersdametje op een geniepig fluitje te blazen. Al snel komt er een leger vol mannen aangelopen, gekleed in jurken, kilten en korte, strakke truitjes. De spiermassa, die deze potentiële groep bouwvakkers heeft, doet meer dan ruig aan.
“Ja, kom jij maar even mee, vriend!”
“Officier Clarissa, bent u in orde? Heeft de bengel u beledigd of pijn gedaan?”
“Nee, ik ben in orde. Stef, Matthijs, neem de snoodaard mee. Hij is tegen vrouwen.”
“Maar ik weet niet wat ik fout heb gedaan!” roept Wilco, inmiddels realiserend dat hij de hoop op wodka en een goed gesprek op kan geven. “Vrouwen horen toch alleen maar kinderen te maken en de voeten van de man te masseren?”
“Stouterd! Meekomen, je beledigt vrouwen! Schaam uzelf, foei!”
“Betekent dit dat ik het formulier niet eens in mag vullen?” Wilco kijkt teleurgesteld om zich heen. Hij had enge dingen verwacht, maar zulke gruwelen? Geen wodka bij de ontvangst, feminisme, hoe gek kunnen mensen doen?
“Jij bent het leger niet waard!”
De rat blijft alleen achter. Hij kijkt hoe Wilco weggevoerd wordt door het aparte stel mensen. Een enerverende geur doet zich op, wat zou dat zijn? Hij kijkt om zich heen en kijk, daar is het. Een groot, geel brok iets. Er zitten ook gaten in. Kon Wilco dit maar zien. Kaas…
__________________
Cry 'Havoc' and let slip the dogs of War.
Laatst gewijzigd op 14-11-2002 om 08:09.
|