Oergetij
Onbesuisd voel ik mijn hartstocht.
Ik verbind mij door mijn tranen,
en beheers mij in stille vleugelliefde.
Maar moed ebt weg onder hemelzicht
waar jouwgezicht, is opgericht, in vesperlicht.
Ergens verlaat lucht mijn adem, besef mijn denken.
Ik schrik, want ik voel lippen schreeuwen
aan mijn hoofd, en een roep bevliegt mijn
gehoor.
"Oergetij, gehoort aan mij,
......Komt hier, noch vaart heen van mij
.........Kwijnt mij wijlen schijngerei?
.............mij dus enkel emmerlei?
................Oergetij. Sta mij terzij
en heil mij van mijn grijze hersenbrij."
Onbesuisd woelt zich een doorngaard
bloeden doet mij lijden
verstikking, mij nijpen
Ik verbind mij door mijn tranen,
beheers mij in stille vleugelliefde,
en richt mij op.
..................Dan vind ik mijn zicht,
..................in heerlijk vesperlicht.
Maar jouwgezicht is neergericht.
Ogendicht
|