De smeltende bergen in de zomer, mensen willen skieën, wachten, wachten. Ongebruikte ski-liften hangen er vrolijk uitgerust bij. Er is niet veel in de zomer, nee de winter is hier de tijd van het jaar. Natuurlijk, de wintersporters zijn de voornaamste bron van inkomen voor zo'n dorpje. Het is heerlijk weer en we wandelen langs de berg naar beneden. Mijn voornaamste bezigheid is genieten van alles en het niets. Had ik toen al geweten dat twee weken later de grootste koortslip sinds ik er last van heb mijn gezicht zou teisteren dan zou al het natuurschoon langs mij heen zijn gegaan. Ja, ik ben erg op mijn uiterlijk gesteld, een slechte karaktereigenschap; mijn tante zei vroeger eens tegen me dat ik maar veel in de spiegel moest kijken, ter bevestiging van mijn eigen zijn. Dat vind ik nu achteraf, na ontelbare blikken in spiegels mooi gezegd. Mijn tante is een mooie vrouw. Ik mag haar.
Zo denk ik honderd dingen terwijl we stevig doorstappen.
Ik denk over de mensen die lezen, het mag er niet te dik opliggen? Alles moet verbloemd, dat is schoonheid. Geen naaktheid in de literatuur? nee de naakte waarheid is voor velen een te harde smak in het gezicht (met de vlakke hand). O monoloog ik snak naar bronwater en aan het eind van deze afdaling wil ik zo'n enorm glas bier.
De moeder en de dochter zou het kunnen? Ach wat, het kan en mag. Ik heb altijd een zwak gehad voor de oudere ervaren vrouw. Met haar mooiere rondingen dan welke meid van mijn eigen leeftijd; de ware vrouwelijkheid schuilt in leeftijd, wijsheid. Of is de naakte waarheid gewoon het pure geil van ervaring, het zoete van een rijpe vrucht?
Wie het weet mag het zeggen denk ik bijmezelf, een goed zelfbeeld wel ok, dat heb ik (vind ik?). Maar de ware toedracht voor mijn zwak voor de oudere vrouw? Mijn tante.. Nee.
Ach wat zal het ook. Wat ik wel weet is dat het best eens zou kunnen gebeuren dat ik verliefd zou worden op een vrouw tien, vijftien of ja zelfs twintig jaar ouder.
Nee daar zou ik mij in het geheel niet voor generen, dan zou ik blij zijn dat ik dat heb mogen meemaken in dit leven.
En de dochter? Dat is leuk, die mag best naar me lachen.
Maar wat als ze allebei lachen? Wat doe je dan? Dan wordt het vaag. Ik hou wel van een beetje raar, maar niet van moeilijke dingen.
Ben ik nog in de bergen? Wie is er met mij? Wij wandelen naar beneden. Moeder en dochter en ik onbekend maar een fijn gezelschap, is dat het? Wat kan ik er aan doen, gebloemde jurken de lichte bries op blote benen, dat is wel wat anders dan die saaie Hollandse meiden want dat zijn de meesten. De dochter rent een stukje vooruit, ze kijkt lachend om en ik ren achter haar aan. Ja een Italiaanse, dat lijkt me wel wat.
Na een tijdje komen we bij een beekje, de moeder weet een beekje een stukje van het pad. We doen onze schoenen en sokken uit en dompelen door het ondiepe water. Heerlijke verkoeling in de schaduw van de mooie volle bomen, de broeierige lucht en de plotselinge koude rondom de voet, dit is lekker en ik geniet.
|