Advertentie | |
|
![]() |
|
Verwijderd
|
[ Vervolg. Alle opmerkingen etc. zijn welkom. Danke schon. ]
Met een schok kwam ik weer tot de werkelijkheid. Ik herinner me nog dat ik om me heen keek en toen pas besefte waar ik was. Ik pakte mijn tas en stapte uit de trein. Mijn ogen gleden over het perron en probeerden een aanwijzing te vinden. Ik had geen enkel idee waar ik was. Een beetje verbouwereerd en alleen stond ik daar. Tot dat mijn oog viel op een lange, dunne jongen. Toen ik hem van top tot teen opnam ging er een rilling door mijn lijf. Maar deze was niet onaangenaam. Het was alsof mijn stemming door die ene jongen plots was omgeslagen. Ik voelde de adrenaline door mijn lijf stromen. Ik hoorde de muziek in mijn hoofd tot leven komen. Ik rook de plotselinge frisheid die was ontstaan. Ik proefde het avontuur. En ik zag hoe mijn voeten in beweging kwamen. Steeds een stap dichterbij. Mijn hoofd verbood het me. Maar mijn gevoel was te sterk. Ik zag hoe hij een fles water naar zijn lippen bracht. Ik volgde elke seconde, elke flits, elke beweging die hij maakte. Ik genoot van elke druppel die zijn lippen verheerlijkten. En ik wist, dat deze jongen heel bijzonder was. ‘Wilde je me bespringen’, zei de jongen lachend. Verbaasd keek ik hem aan, en besefte dat ik tegen zijn borst stond gedrukt. Met open mond had ik hem aan zitten staren, zonder gêne, zonder enig besef van de realiteit. ‘Geeft niets’, ging hij onverstoord verder. ‘Zo’n effect heb ik wel vaker op mensen’. Verwonderd keek ik hem aan, tot ik besefte dat hij slechts een grapje maakte. ‘Ik word koning van China’, zei ik plots, zonder aanleiding, zonder reden en zonder dat hij daar naar vroeg. ‘Oh’. En meer woorden waren er niet voor nodig. Met dit simpel woordje, dat slechts 2 letters telde, wist ik dat hij me begreep. Dat hij me waardeerde, en dat hij me mocht. Onze eerste kennismaking begon die dag, en zou eeuwig voortduren. Hij knikte naar me, terwijl hij mijn hand beetpakte. Samen stapten we in een andere trein. En ik lachte, breed en blij, want de leegte die ik eerst had gevoeld, was verdwenen, meegenomen door de wind, op het eerste moment dat ik, echt, lief had gehad. |
![]() |
|
Verwijderd
|
[ Ik heb het vervolg een beetje aangepast en er wat bij geschreven ]
‘Wilde je me bespringen’, zei de jongen lachend. Verbaasd keek ik hem aan, en besefte dat ik tegen zijn borst stond gedrukt. Met open mond had ik hem aan zitten staren, zonder gêne, zonder enig besef van de realiteit. ‘Geeft niets’, ging hij onverstoord verder. ‘Zo’n effect heb ik wel vaker op mensen’. Verwonderd keek ik hem aan, tot ik besefte dat hij slechts een grapje maakte. ‘Ik word koning van China’, zei ik plots, zonder aanleiding, zonder reden en zonder dat hij daar naar vroeg. Het was alsof de woorden als vanzelf uit mijn mond schoten. Alsof het voorbestemd was. Verdoofd keek ik hem aan, en klemde ik me aan hem vast. Bang dat als ik los zou laten, hij weg zou lopen, en nooit meer terug zou komen. Als vanzelf sloeg hij zijn armen om me heen, gaf me een kus op mijn voorhoofd en omhelsde mij innig. Ik had geen woorden nodig, want ik wist dat hij me begreep. Dat hij me waardeerde. En dat hij van me hield, om wie ik was. Onze eerste kennismaking begon die dag, en zou eeuwig voortduren. Hij knikte naar me, terwijl hij mijn hand beetpakte. Samen stapten we in een andere trein. En ik lachte, breed en blij, want de leegte die ik eerst had gevoeld, was verdwenen, meegenomen door de wind, op het eerste moment dat ik, echt, lief had gehad. Verdwaasd kijk ik op. Het lijkt alsof ik dit moment weer opnieuw beleef. Ik pak een zakdoek en veeg het zweet van mijn voorhoofd weg. Ik herinner het me nog als de dag van gisteren. ‘Douwe, zoon van de zon, vader van de aarde’. Dat was wat hij zei. Dat was wat hij was. Een zoeker. Een zoeker van de vrijheid. Hij ging waar de wind hem bracht. Of er nou een pad liep of niet. Of het nou mogelijk was of niet. Of het nou verstandig was of niet. Meestal niet. Altijd niet. ‘Dat houdt het leven spannend’. En spannend was het zeker. Dood. Als een pier. Douwe bestond niet langer meer. Nog een keer grijp ik naar mijn zakdoek. De zweetdruppels gaan gemengd met tranen. Zichtbaar worden ze op het papier dat voor mij ligt. Mijn verhaal. Over mijn leven. Maar ik dwaal af. Ik zal weer verder gaan waar ik was gebleven. Op het station, dat niets voor mij betekent. Een land dat niets voor mij betekent. En een reisgenoot, een vriend, die nog geen 180 centimeter was, en toch de wereld voor mij betekent, maar zoals ik al zei: ‘Hij was dood’. Nee, ‘hij is dood.’ |
![]() |
|
Verwijderd
|
[ Vervolg ]
Terwijl ik mijn ogen sluit probeer ik hem voor de geest te halen. Douwe, op het eerste gezicht een avonturier, zonder gebondenheid en zonder angst. Maar schijn bedriegt, dat blijkt maar weer. Achter zijn extraverte uiterlijk ging een gevoelige jongen schuil. Zo een jongen waar je een arm om heen wil slaan. Zo een jongen die gerust gaat huilen als Bambi’s moeder sterft. Zo een jongen die voor jou door het gaat en altijd voor je klaar staat. Mits je de grens niet overschrijd, en dat deed ik. En niet met één teen, nee. Ook niet met twéé. Ik deed het met de snelheid van het licht, ik deed het veel te ver en ik deed het alleen maar voor mezelf. En omdat ik het deed, is Douwe nou dood. Door mij. En wat ik nu voel is niet met woorden te beschrijven. Niet met handgebaren. In geen duizend jaar. Nooit. Want wat ik voel is haat. Ik haat mezelf. Niet om wat ik was. Maar om wat ik ben geworden. Een egoïst. Een eenzame zak, met een dik pak papier voor zijn egoïstische verhaal. Verblind door macht, sterker dan zijn liefde voor zijn beste vriend. Dat was ik. En ik wist het. En ik kon het niet vergeten. Ik kon het mezelf niet vergeven. En dat wist. Ja, ik wist veel, voor een egoïstisch, eenzame zak. Want dát was ik. Zeker en vast. Vast en zeker. |
![]() |
|
Verwijderd
|
[ Vervolg ]
Hoe onschuldig ik toen nog was. Daar in de trein. In een ander land. In een andere sfeer. In een andere situatie. Ik kan het me nog perfect voor ogen halen. Ik herinner me nog precies wat Douwe tegen me zei. Wat ik aanhad. Zelfs nog wáár ik zat. Naast een raam. Ik keek naar buiten. Naar de koeien in de wei. Naar het landschap dat langzaam veranderde. Maar mijn turende blik naar buiten was slechts schijn. Met één enkele ooghoek keek ik naar Douwe. En weer volgde ik elke beweging die hij maakte. Hij fascineerde mij. Het ene moment leek het alsof hij de wereld aankon. Alsof niets hem van zijn stuk kon brengen. Maar een seconde later kon hij eruit zien alsof iemand hem zojuist alle hoop in het goede had ontnomen. Dan was hij zenuwachtig. Nerveus, en niet op zijn gemak. Dan was het alsof de onzekerheid van alle mensen, uit de gehele wereld, bij hem naar binnen was geslopen. Dan richtte hij zijn blik naar beneden en ontweek alles wat bewoog. Maar weer een seconde later kwam zijn kinderlijke onschuld weer in hem naar boven. Met grote ogen staarde hij dan naar alles wat bewoog. Alles wat hem fascineerde, en alles dat bekeken wilde worden. Zijn wisselende stemmingen, en zijn gevarieerde karakter was wat hem bijzonder maakte. Wat ik leuk aan hem vond. En nog steeds vind. Ik wist zelfs nog hoe hij naar me glimlachte toen hij mijn starende blik opving. “Heb ik wat van je aan”, dat was wat hij zei. Quasi geïrriteerd. Zoals altijd. Maar nu niet meer. Want ik herhaal, Douwe was dood. Nee, hij is dood. |
![]() |
|
Verwijderd
|
[ Vervolg ]
Douwe was altijd erg complimenteus. En hij steunde me. Ook toen, in de trein. Hij beloofde me, dat wat er ook zou geschieden, hij me niet zou laten vallen. Ik knikte. Maar diep in mezelf wist ik dat Douwe me niet bij zou kunnen benen. Proberen zou hij het, dat was zeker. Maar het zou hem nooit lukken. Zelfs niet voor zijn beste vriend. Nee. Maar ik wilde niet over Douwe zijn tekortkomingen praten. Dus ik deed mijn ogen dicht en viel in een diepe slaap. Dit keer bevond ik me in een donkere kamer. Het vertrek was erg sober ingericht en op een bed na was de kamer volkomen leeg. Verdwaasd zat ik in een hoekje. Ik was weer het kleine Chinese jongetjes uit een vorig leven. Stijf kneep ik mijn ogen dicht. Maar toen ik het gekuch van mijn moeder hoorde wist ik dat ik op moest staan. Ik moest sterk zijn. Mijn moeder had me nu harder nodig dan ooit. Ze was ziek. En ze zou sterven. Maar eerst moest ze nog een belangrijk verhaal vertellen. Ze wist dat ik nog erg jong was, ik schat zo’n 5 jaar, maar ze wist ook dat ik het zou begrijpen. “Een paar jaar geleden, toen ik nog mooi en jong was”, begon ze, “ontmoette ik de man van mijn dromen. Hij was knap, erg aardig en ik hield van hem. Hij was een erg druk en belangrijk man, maar elk vrij moment besteedde hij aan mij. Een problematisch punt was echter, dat hij getrouwd was. En hij verwaarloosde zijn huwelijk. Maar niets kon me nog van mijn stuk brengen, want ik was in verwachting, van jou. Ik zou een zoon krijgen van de man van wie ik hield. Maar de vrouw van jou vader begon argwaan te krijgen. En ze zou er alles aan doen om erachter te komen waarom haar man zich zo vreemd gedroeg. Een paar weken na jouw geboorte stormde ze dan ook ons huis binnen en begon tegen mij te schreeuwen. Om jou. Want jij was de eerstgeborene. Je was een jongen, en je was een echte zoon van je vader. De koning. En dat maakte jou de ware troonopvolger.” Met een zucht sprak ze deze laatste woorden uit, want de weinige krachten die ze nog bezat raakten langzaam op. Haar verhaal had haar uitgeput. Terwijl ze mijn hand vastpakte, probeerde ze zich een beetje op te rekken. Ze draaide haar gezicht naar mijn oor en fluisterde nog zacht, maar toch hoorbaar: “Vaarwel, mijn kleine koning”. De woorden herhaalden zich in mijn hoofd, terwijl ze langzaam wegstierven in de bewegende wind. Een paar dagen na haar dood werd ik weggehaald. Mij werd niets verteld over mijn moeders doodsoorzaak. Maar diep in mij wist ik het wel. Haar dood was niet natuurlijk geweest. Ze was vermoord. Om mij. Met een schok werd ik weer wakker. Ik bevond me weer in een soort trance. De dood van mijn moeder had ik nooit verwerkt. En elke keer wanneer ik dit droomde, sprongen de tranen in mijn ogen, maar werden ze op tijd gestopt. Gestopt door mijn verstand. Het idee, dat mij er door deze wereld in is ingeslagen, om nooit je gevoelens in het openbaar te uiten. Want, mannen huilen niet. Nee, mannen zwijgen en kroppen hun gevoelens op. En een man die huilt om een droom – want das was het volgens mijn omgeving – was geen man meer. Nee, dan was hij homo. Ik was gestoord. Maar geen homo. Dus mocht ik huilen? Nee. Gestoorde mannen huilen niet. Want gestoorde mannen zijn ook mannen. En mannen? Die huilen niet. Nee. Dus zat ik daar in de trein. Met een grote brok in mijn keel. En ik vermeed het om Douwe aan te kijken. Want Douwe wist het. Met grote ogen keek hij mij aan. Maar hij zweeg. Want stille wateren hebben diepe gronden. En diepe gronden had hij. Hij sprak wanneer hij dat verstandig vond. Wanneer hij zag dat iemand zijn woorden kon gebruiken. En ik kon ze gebruiken. Dus sprak hij. “Kijk in je hart. Kijk in jezelf. Doe wat jij denkt te moeten doen”. En ik huilde, ik schreeuwde, ik krijste. Ik riep om mijn moeder. Hysterisch. Alle ogen waren op mij gericht. En ik? Ik jankte totdat ik geen tranen meer over had. Een uur later wreef ik de laatste tranen uit mijn ogen. Met één enkele handbeweging wiste ik mijn verleden uit. Eindelijk kon ik het loslaten. En ik keek Douwe opgelucht aan. Hij glimlachte en deed alsof het voorval nooit had plaatsgevonden. “Ik moet sterk zijn. Zoals het een goede koning behoort. Ik moet me niet langer bezig houden met het verleden. Wat gebeurd is, is gebeurd. Daar verander ik niks meer aan. Ik moet mijn blik naar buiten richten. Naar de toekomst. Naar mijn land. Naar mijn bestemming. Ik moet mijn gevoel mij niet laten overheersen. Dat is een teken van zwakte. En zwak? Dat ben ik niet. Ik moet mijn mensen helpen. Ik moet doen wat ik van plan was. Een goed mens zijn. En belangrijker, een goede koning zijn. Ik ben er van overtuigd dat ik een goede koning zal zijn. Ik zal wijs zijn. Ik zal een vriend zijn. Ik zal er zijn, voor mijn mensen. En ik zal er voor zorgen dat niemand meer bang hoeft te zijn. Niemand. Want ik ben er bijna. Om mijn volk te beschermen. En ik zal voor niets terug deinzen. Want ik? Ik ben de koning.” Dit alles sprak ik tegen Douwe. Vol zelfvertrouwen en doorzettingsvermogen. Ik had zwakte getoond. Maar ik had mijn kracht weer hervonden. De koning in mij was weer naar boven gekomen. En spoedig zou hij arriveren. Maar nog niet. Mijn reis was net begonnen. En zou ook weer snel eindigen. Maar ondertussen duurde hij nog steeds voort. Maar dat gaf niets. Want ik zag reizen als een ontwikkeling. Een stap dichter bij de overwinning. Maar ook een stap dichter bij de afgrond. Want niemand wist wat een lot een mens zou brengen. Ook een koning niet. |
![]() |
|
Ik ken het boek in iig niet. Maar kan die iemand dan zelf niet even zeggen welk boek het is?
Maar even over het verhaal. Dit stuk erbij vond ik ook erg goed. ![]() Maar misschien heb je hier een speciale reden voor...? |
![]() |
|
Verwijderd
|
Twaalf dagen en twaalf nachten reden we nog met de trein. En eindelijk, op een morgen, toen ik mijn ogen opende, merkte ik dat de trein langzaamaan tot stilstand kwam. We hadden ons einddoel bereikt. Terwijl ik Douwe wakker schudde, keek ik mijn ogen uit. De ramen van de gammele trein beschermden mijn ogen nauwelijks tegen de zon. Doch kon me dat weinig schelen. We waren immers aanbeland in het hart van China. Beijing Shi, of zoals we in Nederland zeggen, Peking. De hoofdstad van dit land. Het was in 1981, dat ik daar – samen met Douwe – arriveerde. Net één jaar terug was het dat de communistische Zhao Ziyang tot premier werd gekozen. Maar daar gaat het allemaal niet om. Want ik besefte meteen al dat het moeilijk zou worden om koning te worden. Bloed en tranen zou het kosten. En ik zou het ervoor over hebben.
Even laat ik mijn handen rusten. Vier pagina’s heb ik reeds geschreven. Ik lees de woorden die ik zojuist heb neergepend. Ik wil verder gaan met mijn verhaal, dat niemand zou mogen missen. Maar ik ben een voorstander van nauwkeurigheid, en er mag geen enkele fout in mijn verhaal sluipen. Want dit zal niet zomaar een verhaal worden. Het wordt niet gewoon – want zo ben ik simpelweg niet –. Het zal niet over liefde gaan, en niet over helden. In het hele verhaal is geen alom geprezen held te vinden. Want dat zou onwaar zijn. En onwaarheden komen niet voor in mijn leven. Als ik al een positieve karaktertrek bezit, zou dat mijn waarheidsgevoel zijn. Want dit verhaal gaat over mensen. Mij en Douwe in het bijzonder. We waren vrienden, en zouden dat nog steeds zijn, als ik het niet verknald had. Het gaat over vriendschap, en over macht. Een macht die sterker is dan jezelf. Die sterker is dan vriendschap. Trots. Hebberigheid. Wreedheid. Nogmaals, dit verhaal gaat niet over liefde. Dit verhaal gaat dieper. Ik herhaal, het gaat over de mens, over vriendschap en over macht. Maar bovenal gaat het over emoties. Hoe die een eigen leven gaan lijden. En hoe die je in de afgrond kunnen doen storten. Harder en dieper dan normaal. Immers, ik ben het zelf, die daarvoor gezorgd heeft. En ik weet, dat ik zal boeten. |
![]() |
|
Verwijderd
|
Terwijl ik in mijn zakken graaide keek ik Douwe veelbetekenend aan.
‘Hoeveel?’ ‘Één pinpas en duizend contact,’ antwoordde ik. ‘Euro?’ ‘Yuan.’ ‘Hoeveel is dat?’ ‘Honderd.’ ‘Euro?’ ‘Ja.’ Ons gesprek viel stil. Ik had Douwe niets meer te melden. Hij mij trouwens ook niet. Ik wilde gewoon genieten van alle drukte en de bruisende energie die je altijd in grote steden vind. Ik hield van grote steden, maar ik had er ook een hekel aan. Overal wemelde het van de mensen. Pardon, ménsjes. Geïrriteerd wreef ik in mijn oog, dat was al de zoveelste die mij met de punt van een paraplu in mijn oog prikte. Door de drukte was de stad gewoon niet meer te overzien en er zou gemakkelijk een chaos kunnen ontstaan. Mijn onderscheidingsvermogen verzwakte erdoor. Ik kon de goede mensen niet meer onderscheiden van de slechte. Het uitschot ontsnapte aan mijn oog. Het voelde alsof ik de controle verloor. ‘Waarom Beijing?’ ‘Het is een drukke stad.’ ‘Waarom een drukke stad?’ ‘Daar heerst chaos.’ ‘En?’ ‘Een koning hoort orde in een chaos te scheppen.’ ‘Hoe?’ Vernietigend keek ik hem aan. Waarom twijfelde hij aan het woord van een koning? ‘Geduld is een schone zaak,’ antwoordde ik, en liet het daarbij. Úren verstreken. Mijn irritaties begonnen terrein te winnen. Ik had ze sinds we voet aan grond hadden gezet in Beijing. Ik hield van Douwe, maar ook weer niet. Ik wilde hem de nek omdraaien, dat irritante, rottige, misselijke, bemoeizuchtige onderkruipsel. Die slapjanus, die oetlul. Ze zeggen dat liefde en haat dicht bij elkaar liggen. Nu, als er iets is in de hele wereld dat wáár is, dan is deze uitdrukking. Maar waarom zeggen mensen dat? Zouden zíj hetzelfde hebben meegemaakt als ik op dit moment? Of is het alleen maar psychologisch gelul. Is deze uitdrukking, één van de weinige waar ik in geloof, ook schijn? Zou ik ooit met zekerheid kunnen zeggen dat iets waar is. Of zou ik met zekerheid kunnen zeggen dat het enige wat echt, zuiver waar is, een feit is. Één feit welgenoemd, dat niets zeker wáár of onwáár is? Ja, ik ben een gecompliceerd persoon, dat is waar. Maar ik vind van niet. Is het dan nog steeds waar? Of is de waarheid slechts een mening, een gedachte van een persoon die gelooft dat het waar is? Ik heb geen enkel idee. Mijn gedachtegang gaat zelfs te ver voor mijzelf. In mijzelf speculerend wandelde ik – uiteraard samen met Douwe – door de stad. Mijn humeur was getemperd. Ik hield weer van Douwe. Van het één op het andere moment was dat misbaksel naast mij weer gewoon Douwe. Alsof de wind mijn irritaties met zich mee had genomen, op zoek naar een volgend slachtoffer. De straatlantaarns waren allang aangegaan. Het werd tijd om een slaapplaats op te zoeken. Want ik had mijn slaap nodig, als ik mijn plannen wilde uitwerken. |
![]() |
|
|
![]() |
||||
Forum | Topic | Reacties | Laatste bericht | |
Verhalen & Gedichten |
de Koekverslaving Gravin | 17 | 04-04-2005 15:31 | |
Algemene schoolzaken |
VWO literatuurlijst Guimaraes | 13 | 09-01-2005 14:18 | |
Films, TV & Radio |
Hero (2002) rijk_v | 18 | 01-05-2004 23:30 | |
Verhalen & Gedichten |
[Proloog] Ik. Koning van China. Verwijderd | 10 | 12-02-2004 19:52 | |
Algemene schoolzaken |
agendateksten gangstah_girl | 0 | 06-07-2002 18:59 | |
Algemene schoolzaken |
Versier la agenda! Mik-mother | 14 | 30-06-2002 06:45 |