|
Ey, mijn doel is niet om een knap staaltje literatuur te produceren ofzo, maar gewoon om een leuk verhaal te schrijven. Het is nog lang nie af, maar tot nu toen heb ik dus dit. Commentaar zou leuk zijn.
Princess Superstar
Ik schrik wakker van het gebonk op de deur van mijn hotelkamer. Ik schreeuw dat ik wakker ben, en kijk op mijn horloge. Zes uur ’s ochtends.
Met moeite kom ik na een kwartier uit bed, en ga op zoek naar een aanwijzing om te kunnen ontdekken in welk land ik vandaag ook alweer zit. Op een witte, glanzende tafel bij het raam vind ik briefpapier van het hotel. ‘Hotel Westminster Opera Vendome’, lees ik. ‘Rue de la Paix 75002, Paris’. Ah, Frankrijk. Ik kijk de kamer rond. Alles is wit, tot in het kleinste detail. Mijn knalroze koffers steken erg af tegen de bijna steriel ogende hotelkamer. Ik loop naar de badkamer om mijn tanden te poetsen, maar kom tot de ontdekking dat er geen tandenborstel voor me klaar ligt. Zuchtend loop ik de gang op, naar mijn moeders kamer en bots bijna tegen de P.A.* van Almira op. ‘Dave, why don’t I have a toothbrush in my bathroom?’ vraag ik hem. Terwijl hij gehaast verder loopt richting Almira’s kamer, roept hij me toe dat hij geen idee heeft. ‘It’s not hís fucking job’. Whatever. Ik sjok in mijn pyjama verder naar mijn moeders kamer, maar weet niet zeker welke dat precies is. Ik vraag aan de beveiligingsman die bij de lift staat waar mijn moeder slaapt, waarna hij verveelt met zijn hoofd knikt in de richting van de deur waar ik voor sta. Ik klop aan, maar wacht niet op antwoord. Ik loop naar binnen en vind mijn moeder in druk overleg met Vic, de manager. Zoals altijd hebben ze weer eens een meningsverschil. Ik probeer er tussen te komen om te vragen waar ik een tandenborstel vandaan moet halen, maar niemand reageert. Ik voel dat ik kwaad wordt en besluit dus maar weer terug te gaan naar mijn eigen kamer. Op de gang rennen nog wat gestreste stylisten, kappers, visagisten, en who knows what else, maar ook zij lijken niet op te merken dat ik besta.
* Personal Assistent
Ik gooi de deur achter me dicht, en sluit de chaos tijdelijk buiten. Met tranen in mijn ogen laat ik me op bed vallen. Dit is mijn leven. Normaal kan ik er wel tegen dat ik altijd in de schaduw van Almira sta, of sterker nog, dat ik onzichtbaar lijk te zijn, maar vandaag kan ik het duidelijk níet hebben. Er zijn van die mensen die beweren dat vroeger alles beter was. In mijn geval is dat ook zeker waar.
Ik ben opgegroeid in Amsterdam, in Nederland, bij mijn vader. Hij was fotograaf, niet zo één die kiekjes op bruiloften maakt, maar een echte, die regelmatig zijn werk tentoonstelde. Voordat ik bij hem woonde reisde hij de hele wereld af, zo heeft hij ook mijn moeder ontmoet, die uit Marrakech in Marokko komt. Zij was, zo is mij verteld, het mooiste meisje dat mijn vader ooit had gezien, en dus vroeg hij of hij haar als model mocht gebruiken. In ruil daarvoor wilde ze dat hij haar zou helpen met het maken van een portfolio, want mijn moeder droomde ervan om beroemd te worden. Waarmee, dat maakte niet uit, als ze maar beroemd werd. Mijn vader werd smoorverliefd op haar, van het één kwam het ander, en voordat ze het wisten was ik verwekt. Vader was dolgelukkig, moeder iets minder, ze had immers al een kind en van al die zwangerschappen wordt je nou niet bepaald slanker.
Nadat het portfolio van mijn moeder klaar was, vertrok zij met mij in haar buik en mijn vierjarige zusje Almira op haar arm naar Amerika ‘om het te gaan maken.’ Mijn vader reisde haar met een gebroken hart achterna, om te proberen of hij haar terug kon krijgen, maar tevergeefs. Wel mocht hij betrokken blijven bij de zwangerschap, sterker nog, hij mocht mij zelfs helemaal voor zichzelf hebben na de bevalling, want één dochter was al lastig genoeg als je probeerde door te breken, laat staan twee. Zo gezegd, zo gedaan, na de bevalling kreeg mijn vader de volledige voogdij en met pijn in zijn hart nam hij me mee naar Amsterdam, om daar met zijn tweeën een fijn leven op te bouwen.
Fijn was het zeker, voor zolang het duurde. Maar toen ik tien was kreeg mijn vader een fataal auto-ongeluk, wat dus als gevolg had dat er niemand meer was om voor mij te zorgen. Aangezien mijn vader geen contact meer had met zijn naaste familie, besloten verschillende instanties dat ik bij mijn biologische moeder in Amerika moest gaan wonen.
Doorgebroken was ze niet, ze werkte tegenwoordig als visagiste bij een paar televisieprogramma’s, om zich toch zo dicht mogelijk tussen de ‘sterren’ te begeven. Almira, die toen veertien was, werd intussen van talentenjacht naar talentenjacht gesleept. Helaas bleek ze, evenals haar moeder, totaal geen talent te hebben. Wat ze wél mee had, was haar uiterlijk, want ook dat had ze van haar moeder meegekregen. Nu had ik zelf ook niet te klagen over mijn voorkomen, maar Almira had toch altijd dat beetje extra dat haar nét even iets specialer maakte dan andere meisjes. De laatste persoon die zich daar druk om maakte was ik, het enige waar ik aan kon denken was dat ik terug wilde naar Amsterdam, naar mijn vader. In L.A., waar ik met mijn moeder en zus woonde, verklaarde men mij voor gek, omdat ik er totaal niks voor voelde om ook ‘beroemd’ te worden. Ik was door mijn opvoeding erg nuchter, iets waar Nederlanders om bekend staan, en ik werd dan ook niet warm of koud van het idee dat de hele wereld mij zou aanbidden. Mijn moeder kon hier met haar hoofd niet bij en liet me dus voor wat ik was. Begrijp me niet verkeerd, ze zorgde altijd dat ik kreeg wat ik nodig had (in materieel opzicht), maar verder besloot ze dat het verstandiger was om haar aandacht op Almira te richten.
Toen Almira zestien was, bereikte ze eindelijk wat mijn moeder nooit was gelukt. Ze kreeg een platencontract. Dat ze niet kon zingen, bleek geen bezwaar te zijn, tegenwoordig kon dat allemaal weggewerkt worden door producers. Almira’s eerste single werd nog geen zes maanden erna groots gelanceerd, met een ongekende publiciteit eromheen. Het was dan ook niet verwonderlijk dat ze binnen de anderhalf jaar was uitgegroeid tot een wereldster. Almira straalde, ze genoot zichtbaar van alle aandacht die ze kreeg, en ook mijn moeder kon nu eindelijk via Almira het leven leiden waar ze altijd al van gedroomd had. Ondertussen stroomden de bakken met geld binnen en dus kon ons leven niet meer stuk. De enige minpunten die er leken te zijn waren allemaal voor mijn rekening en dus telden ze niet echt mee.
Mijn kamerdeur gaat open en meteen stroomt de chaos naar binnen. Met veel lawaai komt Vic binnen die gestrest allerlei mensen die hem op de voet volgen aan het bevelen is. ‘Jesus Sam, aren’t you ready yet?! I woke you up like an hour ago! We’re leaving in 15 minutes. Make sure you’re all packed up by then. You don’t want us to wait for you, do you?!’ De deur knalde dicht, en weg was Vic. Nee, ik wilde ze niet laten wachten, stel je eens voor zeg. De hel zou los breken. Eigenlijk hoefde ik niks meer in te pakken, alles zat nog in mijn koffer. Ik moest alleen even wat kleren aanschieten en dan was ik klaar.
En dus stond ik binnen vijf minuten met mijn koffer op de gang. Natuurlijk was Almira nog niet klaar, dat zou ook nog wel even gaan duren. Ze deed er alles aan om door middel van haar gedrag het stempel ‘diva’ te behouden. Dat was goed voor de verkoop, en de pers smulde ervan. Onder collega’s echter maakte ze zichzelf er niet echt populair mee. Ze verwacht dat iedereen voor haar in de houding springt, en doet men dat niet, dan krijgt hij standaard ‘Don’t you fucking know who I am?!’ naar zijn hoofd geslingerd. Ik wist nooit precies het goede woord voor haar gedrag te vinden, diva vond ik niet kloppen omdat ik me bij een diva altijd een ietwat mollige dame van middelbare leeftijd in een avondjurk met glitters voorstelde. Maar toen iemand Almira ooit vertelde dat haar naam prinses betekent, wist ik dat die naam wel voorbestemd moést zijn. Ze gedraagt zich inderdaad alsof ze een prinses is.
|