hier een nieuw stukje. Ik hoop dat het duidelijk is wat brieven zijn en wat werkelijkheid is. In word heb ik andere lettertypes, maar dat gaat hier niet, dus
Anishia
Joshua keek op, van de vergeelde bladzijde, en voelde zich ellendig. Hij schaamde zich voor zijn afkomst, zijn blanke huid. Hoe konden mensen zo wreed zijn? Hij voelde de woede, die in hem opgekomen was, aan hem vreten van binnen. Hij balde zijn vuisten, zo stevig dat al het bloed uit zijn knokkels weg trok. De in zwarte inkt geschreven woorden, raakten hem diep in zijn hart, dieper, dan woorden konden raken. Het verbaasde hem, en hij wist dat er iets mis was met het boekje, al wilde hij dat niet geloven. Dus las hij door, liet zijn ogen over de letters dwalen, tot ze voor zijn ogen begonnen te dansen, en heel de wereld om hem heen leek te vervagen. Maar hij las.
1 januari 1696, canterbury, Engeland
Heere God,
Een nieuw jaar, een nieuw begin. Laten we hopen, dat dit nieuwe jaar, veel geluk en voorspoed met zich meer zal brengen, en onze wonden zal genezen. Mijn Heer, en Vrouwe Louise hielden een feest gisteren, ter ere van het nieuw jaar. Alle soldaten, die dapper hadden gevochten in het engelse leger, waren aanwezig, en vertelden hun heldenverhalen, aan ieder die het horen wilde. Gouverneurs, keken toe, op het dansen, met Ierse whisky in hun handen, terwijl hun vrouwen, dansten met de soldaten. Ik heb in een hoekje gestaan, verscholen in het duister, maar met ogen als een havik, Heer. Ik zag hoe alle Heren, en alle soldaten, hoog of laag van rang, hun bewonderend oog over Vrouwe Louise lieten gaan. Ze zag er zo mooi uit, met haar kastanjebruine haren, en ogen zo blauw als saffier. Ze droeg, net als alle andere aanwezige vrouwen, een prachtige zalmroze jurk, van glanzend satijn, versierd met sierlijke strikken, en linten. Iedereen danste, Heer, en lachten. Wat zou ik graag hebben gedanst, daar op het feest, gekleed in een mooie jurk, met een dappere soldaat aan mijn arm. Ik zou me zo graag, een keer mooi voelen, maar ik weet dat dat niet kan. Ik ben een slaaf. Ik heb de hele avond, onopvallend in een hoek gestaan, en heb het feest gade geslagen in mijn versleten katoenen jurk. En toen zag ik hem, weg gedoken in een donker hoekje, zijn ogen rond gaande over de menigte, rijke burgers. Een slaaf, met droevige, donker bruine ogen, en hangende schouders. Zijn katoenen hemd, was vuil en versleten, en zijn armen waren verwond. Op dat moment schaamde ik me, voor mijn gedachten, mijn ontevredenheid. Heer Charles behandeld mij goed, ook al ben ik een slaaf. Hoe kon ik verlangen naar mooie jurken, en dansen tussen de menigte? Hoe kon ik verlangen een van hen te zijn? Ik zag de slaaf, hoe slecht hij het had, en ik schaamde me voor mijn herenspinsels. Maar ik voelde meer voor hem dan medelijden, een gevoel dat mij onbekend is.