Dit is eigenlijk een opdracht voor levensbeschouwing. Een vak wat mij totaal niet boeit, maar deze opdracht vond ik wel leuk om te maken. *de opdracht was een kort verhaal te schrijven met de titel 'Als het leven niet meer vanzelfsprekend is'*. En nu ik het heb geschreven zou ik wel willen weten of jullie t mooi vinden, of juist helemaal niet...
Als het leven niet meer vanzelfsprekend is
Ik zit in een bijna volle bus. De bus raakt steeds voller op weg naar Mekka. Ik kijk naar mijn oudere zus die naast me zit. Ik ken veel mensen uit de bus; velen zijn familie of vrienden, anderen moeten vrienden van mijn vader of moeder zijn, maar ik ken ze niet.
De bus is zeer verzorgd, we hebben hem immers gehuurd. We rijden nu langs allerlei plaatsen om vrienden, familie of kennissen op te halen voor de Hadj, de jaarlijkse bedevaart naar Mekka.
Ik ben de jongste thuis, ik heb 3 oudere broers en één oudere zus. Mijn ouders vonden me dit jaar oud genoeg om naar de Hadj te gaan en aangezien niemand van ons daar al ooit was geweest gingen we met z’n allen. We hadden het aan veel mensen verteld en sommigen wilden mee, dus zodoende waren we op het idee gekomen een bus te huren.
Het is zeer warm in de bus en ik heb al veel water gedronken. Nu moet ik echter wel zeer nodig naar het toilet. Ik zeg tegen mijn ouders, die achter mij zitten en vredig naar buiten kijken, dat ik nodig moet en het niet veel langer op zal kunnen houden. Mijn vader kijkt een beetje geïrriteerd, maar mijn moeder heeft al snel met de buschauffeur geregeld, dat we bij het eerstvolgende tankstation een korte stop zullen maken.
Na ongeveer 5 minuten komen we eindelijk bij een tankstation en ik ren zowat naar het toilet. Ik irriteer me mateloos dat het toilet wel ongeveer 100 meter van het tankstation af is. Wat heeft dat nou weer voor nut?! Net als ik bezig ben mijn handen te wassen, hoor ik een enorme knal. Een beetje kalk brokkelt van het plafond af. Het eerste wat ik nuchter denk is: “Wat was dat nou weer?”, maar na een paar seconden bekruipt mij een beangstigend gevoel. Ik ren naar buiten en zie wat ik daarnet zo vreesde. Overal hangt een gordijn van rook en boven de plaatst waar toen net nog onze bus stond zweeft de meeste rook. Door die dikke rook heen zie ik overal brokstukken. Ik word nog geraakt door kleine stukjes kunststof die naar beneden komen vallen. Ze zijn scherp en ik bloed een beetje, maar dat boeit me totaal niet. Ik sta daar versteend voor misschien één minuut, misschien zijn het er wel 5. Daarna ren ik naar dat wat zonet nog de bus was. Er is totaal geen leven.
Verdriet stroomt door mijn aderen en pijn trekt in elke cel van mijn lichaam. Ik zak in elkaar, totaal overmand door verbijstering. Verbijstering, maar vooral angst. Angst. Angst en nu ook woede. Woede over waarom zo’n stomme Israëliër deze bus met al mijn dierbaren tot as heeft gemaakt, met welk doel hij deze onschuldige mensen heeft gedood.
Het moet wel een Israëliër zijn, moslims zijn niet zo stom. Joden hebben ons land ingepikt en nu doden ze ook nog eens mensen die geen vlieg kwaad doen, geliefde mensen. Door mij geliefde mensen.
Ik heb daar zeker een half uur in elkaar gedoken zitten huilen, totdat de politie kwam en mij weghaalde van die verschrikkelijke plek.
Waarom nou net onze bus? Waarom? Had Allah dit zo gepland? En waarom dan? Wij zijn hem altijd trouw geweest!
Al mijn mensen waar ik om gaf zijn er niet meer. Waarom ben ik hier nog? Wat heeft het voor nut dat ik hier nog ben? Nu heb ik niks meer. Ik kan onmogelijk in mijn eigen huis blijven wonen, naar mijn eigen school gaan en afspreken met mensen. Daar heb ik hulp bij nodig, maar ik heb niemand meer. Niemand. Iedereen heeft mij verlaten. Ik ben alleen op de wereld. En niks zal ooit meer zijn zoals het altijd is geweest.
Niks is meer vanzelfsprekend. Zeker mijn leven niet.
Laatst gewijzigd op 19-09-2003 om 21:03.
|