|
Zachtjes gefluit van kleine vrolijke musjes. Geritsel van vochtig gras, vroeg in de ochtend, nog niet gedroogd door de zon. In het weide, verlaten weiland stonden geen koeien meer. Er stonden een paar slecht onderhouden, dikke eiken met lichtbruine bladeren, die de zomer overleefd hadden. De zon begon steeds feller te schijnen, het gras werd steeds droger en een paar bladeren dwarrelden langzaam naar beneden. Het hele tafereel was volmaakt, vredig en verlaten, zonder ook maar iemand om ergens over te klagen. Nee, hier was rust. Echte, zalige rust.
De roestige, dikke trainrails doorkliefden het landschap van links naar rechts, kaarsrecht door het hele weiland. Elk uur kwam hier de intercity langs, een korte maar hevige onderbreking van de geruisloze stilte. In de verte klonk het gerommel en gedreun van de volgende trein al, steeds luider, zoals altijd.
De trein reed langs de bomen, langs het nooit gemaaide, kniehoge gras en langs het kleine ronde meertje waar vroeger de koeien uit hadden gedronken. Zoals altijd.
Alex, een jongeman van vierentwintig, met donker , sluik haar en de pikzwarte, uitdrukkingsloze ogen van iemand die te weinig ziet en teveel gezien heeft, duwde langzaam het raam van zijn coupé omhoog. Hij was de enige in de coupé, gelukkig, dus kwam er geen commentaar op de koude lucht die zijn lichaam vastgreep, of op het lawaai dat de ruimte vervuld had. Het enige dat Alex hoorde was het geluid van de voortsnellende trein en het geruis van de wind door zijn haren. Het was niet erg koud, maar toch voelde de wind als ijskoude zweepslagen. Misschien was het de spanning. Hij had hier zolang op gewacht, en zolang had hij gehoopt en verwacht dat dit moment nooit zou komen. Het raam stond nu helemaal open, en Alex staarde naar buiten, naar het voorbijglijdende landschap. De stad kwam steeds dichterbij, en hij wou niet op het station uitstappen. Zo moeilijk zou het niet zijn geweest om uit te vinden in welke trein hij gestapt was, en hij verwachtte op het volgende station op z’n minst opgewacht te worden door de politie of, erger nog, zijn familie. Nee, hij moest er vantevoren uit.
Hij keek nog even in de coupe, om er zeker van te zijn dat hij niks vergat. Hij voelde in de linkerzak van zijn versleten spijkerbroek. Daar zat de portemonnee. Uit gewoonte voelde hij in de andere zak. Ja, daar had hij zijn mobieltje opgeborgen. En meer was er niet om te controleren.
Zonder na te denken wurmde Alex zichzelf langzaam naar buiten door het raam, wat hem maar net lukte. Zijn voeten hingen in de lucht, in de coupé, en zijn handen zwaaiden door de lucht buiten. Na een paar verwoedde pogingen om zichzelf verder te krijgen, door met zijn armen en handen te zwaaien en met zijn voeten te bewegen alsof hij aan het zwemmen was, viel Alex met een luide plof op het hout naast de rails.
Alex rolde zichzelf instinctief verder, weg van de rails, en werd net niet geraakt door het volgende stalen wiel. Hij rolde zich nog verder, om niet opgemerkt te worden en om niet meegezogen te worden met de trein. Alex bleef daar liggen, in het gras, vrijwel onzichtbaar verborgen voor de ontwakende wereld. Hij zou hier uren kunnen blijven, gewoon blijven liggen op zijn rug, misschien met een grasspriet in zijn mond en een vogeltje naast zijn schouder.
Maar zodra het geluid van de trein niet meer te horen was, stond Alex op, klopte het plakkerige gras van zijn grijze spijkerbroek en blauwe coltrui, en begon te lopen. Richting de stad, en richting de rest van zijn leven.
Het gras kraakte onder zijn voeten, stap na stap, totdat Alex uitgeput bij een klein weggetje was aangekomen. Het was een smalle weg, bekleed met ronde keien, en Alex besloot langs de weg te lopen. Hij was nieuwsgierig waar hij terecht zou komen, en benieuwd wie hij tegen zou komen. Opeens voelde hij zich weer even gelukkig, zonder zorgen. Dat hij niks te eten had, dat er geen water in de buurt was en dat hij alleen maar ongeveer wist waar hij was, dat hij zelfs geen idee had waar hij mee bezig was, maakte hem niet uit. Nu, op dit moment, was er niks aan de hand.
__________________
Aut Caesar aut nullus
|