Trialoog over de Waarheid van de Pop
Personages:
Pop A, wordt aangegeven met A, een piekeraar, een cynicus
Pop B, wordt aangegeven met B, een optimistisch, Godsvrezend poppekastfiguur
Dharmapriya, wordt aangegeven met D, staat buiten de wereld van de poppenkast en predikt de werkelijkheid
A: De dagen spoeden zich naar het punt van vernietiging, de kladderadatsch, het kapitalisme heeft geen heil gebracht.
B: Maar geef God toch de kans het in orde te brengen! Ook de appels spraken niet vanaf de eerste dag, ook zij moesten zich aanpassen aan hun toestand en rol in het geheel, als appels wel te verstaan
D: Er zijn geen appels! Jullie denken in ideeën, jullie zijn maar poppen, voorbedacht tot denken over de existentie, maar die heeft zelf geen vat op jullie, jullie maken geen deel uit van de werkelijkheid.
B: Laat ons daar toch deel van uit maken!
A: Zou dat helpen?
D: Nee, het is inherent aan jullie aard als pop om geen deel uit te maken van de werkelijkheid, maar er alleen maar over te contempleren, de meditatieve bewustzijnservaring blijft jullie altijd vreemd. Altijd.
B: Laat het brood haar werk doen.
A: Het brood heeft zich al jaren van het vlees afgesneden.
D: Geslagen wordt met het vlees!
A: Verdrink de werkelijkheid! Ze kent geen nut, laat haar stikken in haar zweet, dat werd gevormd door het lijden. Het was de liefdeloosheid die haar tot wanhoop dreef.
B: Ik ben Godsvrezend en zie dat de liefde onze ware aard is.
D: Jullie aard is nietig, jullie zijn poppen. Een appel heeft meer bestaansrecht. Jullie bestaan in de wereld als een poppenspel, dat zich slechts kan verantwoorden als ze zinvol is, dat wil zeggen als ze kinderen vermaakt.
B: Ergens zouden we toch deze vicieuze cirkel moeten ontstijgen?
A: Ik wens dat ze blauw ziet en het Opperwezen smeekt haar bestaansrecht in ere te houden. Ze heeft nooit bestaansrecht gekend, ze is altijd al illusie geweest. Oh! Ik veracht de werkelijkheid, een ondraaglijk lot is het dat ik tot communicatie met haar in staat sta. Verzuip haar in een diepe put.
D: Het blijft redenatie zolang je je poppige aard niet ontstijgt, en dat doe je niet, omdat je dat niet kan, de werkelijkheid heeft je verdoemd tot het zijn van een pop, zoals je zegt, en het piekeren over je condition drijft je alleen maar verder in een waanzin die je toch nooit in wérkelijkheid zal ervaren.
B: Ik weiger te geloven dat het brood ons verlaten heeft, het woord is ons toch ook niet vreemd?
A: Ik walg van je hoop. Hoop is het opium van de socialist.
B: Het smaakt toch ook naar brood?
A: Begrijp je dan niet dat we allang verdoemd waren, maar zij daar niet minder. En dat is míjn troost.
B: Dat kan geen waarheid zijn.
D: Het is waarheid, vanuit zijn standpunt, de vraag is welk standpunt je wil aannemen. Jullie zijn echter niet in staat een ander standpunt in te nemen, want jullie zijn eendimensionaal. Jullie horen in je rol, zoals in een poppenkast. Als acteur buiten deze poppenkast, máár als scheppend deel van de werkelijkheid, kan ik elk moment besluiten niet meer te zijn wie ik ben, en wel te zijn wie ik wil zijn.
B: Wie ben je?
A: Hij is die is.
D: Ik ben die ben.
B: En wat zijn wij dan?
D: Jullie zijn respectievelijk cynisch en Godsvrezend, en daar kan zelfs God jullie niet mee helpen, want hij heeft jullie niet naar zijn evenbeeld geschapen.
A: En slechts de vernietiging brengt heil door de vernietiging van de hoop, de Godsvrezendheid en de liefde. We zullen dan allen niet meer vertoeven in een werkelijkheid van gedoemde eendimensionaliteit, maar in de zuiverheid van het Niet-Zijn.
D: Er blijft altijd een ster.
__________________
We are all one. I do not follow a better path, I just follow another path.
|