Ze staarde naar de brief die ze zojuist had gelezen. Toen keek ze op naar Remco, die in de deur stond te grijnzen. “Dit meen je niet, Remco. Zeg dat je het niet meent.” Zei ze. Haar ogen werden vochtig, maar ze was vastbesloten niet te gaan huilen. Nog altijd keek Remco haar lachend aan. “Ga weg.” Zei ze fel. Remco draaide zich zonder tegensputteren om en liep de deur uit. Zijn bulderende gelach weerklonk nog in haar hoofd lang nadat hij weg was…
Peinzend beet ze op het achtereinde van haar pen. In haar hoofd wist ze precies hoe ze het op wilde schrijven, maar de woorden kwamen niet. Ze staarde naar het velletje papier wat voor haar lag. “Beste Remco,” stond er. “Lieve” had ze maar doorgestreept. Hij was niet langer lief. Zelfs ‘best’ was hij niet, na wat hij had gedaan. Ze zuchtte diep en streepte toen ook “Beste Remco,“ door. Hij was het niet waard om zo over te piekeren, hield ze zichzelf voor. Haar ogen dwaalden de kamer rond. Opnieuw voelde ze de haat van die avond. Ze zou het hem niet vergeven. Niet nu. Niet over een maand, en zelfs niet over een jaar. Eeuwig zou ze hem haten. Maar van binnen wist ze, dat ze hem niet haten kon.
Ze stond op en liep naar het raam. Het gaf haar uitzicht op het park. Het was een mooi, doch droevig, gezicht. De herfstbladeren lagen verspreid over het gras en de treurwilg liet zijn takken hangen. Ze wendde haar blik af en liet zich op haar bed vallen. In haar hoofd doemde scenario’s op van haar en Remco. Uit haar ooghoek gleed een kille traan. De muren leken de eenzaamheid die ze voelde, te weerkaatsen. Ze stond op en liep naar de telefoon. Een ogenblik van woede maakte dat ze de inmiddels al opgepakte hoorn weer teruglegde. “Vergeet hem.” Deinsde het door haar hoofd. Ze huilde zachtjes.
Haar haren wapperden in de stormachtige wind. Sinds de dag dat ze Remco haar huis uitstuurde, had ze niets meer van hem vernomen. Ze had er alles aan gedaan om hem te vergeten, maar haar gedachten vormden steeds hetzelfde woord: Remco. Als het kon, zou ze de tijd terugdraaien. Naar de tijd dat zij samen nog gelukkig waren. Niets leek daar ooit verandering in te kunnen brengen. Het was maar een illusie geweest, bedacht ze bitter. Een illusie, in stand gehouden door haar goedgelovigheid. Het was opeens gebeurd. Hij was minder vaak thuis en ging vaker tennissen. Ze vond het goed, zocht er niets achter. Ze snapte zijn passie voor sport. Nu zou ze zichzelf wel voor haar hoofd willen slaan. Al die tijd… Al die tijd was hij bij
haar. Inwendig voelde ze de woede en pijn weer opborrelen. Al die leugens, die verhalen. Geen woord ervan was waar. En dan die brief. Die vreselijke brief, die een einde had gemaakt aan alles waarin ze had geloofd. Ze schudde zachtjes haar hoofd, in de hoop een einde te maken aan al die vreselijke gedachtes. Haar voeten voelden aan als lood. Ze begaf zich in de richting van een bankje en ging daar even zitten. Haar ogen dwaalden over het verlaten strand. Het was zondag, nog vroeg in de morgen. Haar dag zou hetzelfde zijn als alle andere dagen, sinds het vertrek van Remco. Ze waren allemaal omlijnd met een zwart randje van eenzaamheid. De kilte die hij achterliet, was nog steeds te voelen. Nog altijd spitste haar oren zich bij ieder telefoontje en hoopte ze dat hij het was. De teleurstelling bleef echter groot, wanneer hij het niet weer niet bleek te zijn. In de verte zag ze een man met zijn hond lopen. Zou de hond zijn enige maatje zijn? Zelfs hij was nog minder alleen dan zij. De man naderde haar. Ze stond op. Stel dat hij tegen haar zou praten… Daar had ze nu echt geen zin in. Terwijl haar voeten het zand steeds opnieuw raakten, bedacht ze zich dat ze misschien ook maar eens een huisdier zou moeten nemen. Nu de kerstdagen eraan kwamen, deed wat afleiding haar goed. Een beetje meer opgewekt door dit idee, ging ze terug naar haar flatje. Ze keek eens rond en besefte dat ze al in geen weken meer had opgeruimd. Vol goede moed pakte ze een stapel tijdschriften. Ze opende de la en wilde ze er net indoen, toen er een brief uitdwarrelde. Met een schok liet ze de tijdschriften vallen. Haar hart bonkte. Het was dé brief. De brief die alles voor haar had verpest. Kwaad gooide ze de la dicht en viel huilend op de bank…
De kerkklokken luidden. Ze liep enig sinds aarzelend de kerk in. Al in geen jaren was ze in de kerk geweest. Remco geloofde niet. Hij vond het allemaal maar onzin. Dood was dood, volgens hem. En zij, het brave volgelinge'tje, had nooit iets gedaan zonder Remco. Een vriendin van haar was langs geweest. Ze had haar al een tijd niet gezien en wist nog niet dat Remco en zij uit elkaar waren. Toen ze het haar vertelde, zag ze hoe Lidy’s gezicht opklaarde. “Wat is er?” Had ze gevraagd. “Ik ben blij dat het over is” Zei Lidy. Verwonderd had ze naar de reden van die uitspraak gevraagd. “Je liet je teveel door hem beïnvloeden.” Zei ze simpel. Lidy noemde talloze voorbeelden op, die ze niet kon ontkennen. En toen was ze gaan denken… Was Remco het waard om zo lang over te treuren? Ondanks dat er nog steeds een grijze waas over haar dagen hing, kwam ze al langzaam uit de put waarin Remco haar had gegooid. En nu zat ze er dan. Terug in de kerk die ze vroeger, voordat ze Remco had leren kennen, wekelijks bezocht. Ze liet haar ogen door de ruimte dwalen. Zoekend naar een herinnering, een aanknopingspunt. Iets wat er op wees dat de tijd ergens toch nog stil was blijven staan. De kerk was gerestaureerd. De ruiten lachten haar toe, met hun vrolijke kleurtjes. Glas-in-lood heette dat. Ze kon zich niet herinneren of dat er vroeger ook al was. Opnieuw keek ze de kerk rond. Was er iemand die ze kende? Al was het alleen maar een bekend gezicht… Ze ging zitten op één van de vele houten bankjes. Wat voelde het goed om hier weer te zijn! Vandaag was het precies een jaar geleden. Eén jaar geleden dat Remco haar verliet voor Tessa, een jong collegaatje van hem. Ze was 19, om precies te zijn. 7 jaar jonger dan zijzelf. En toen die brief… Hij was gericht aan Remco, maar ze had hem opengemaakt. Het lag niet in haar aard om brieven van een ander te lezen, maar juist die keer deed ze het wel. Het was een soort voorgevoel. Tessa schreef dat ze zwanger was en dat ze zich verheugde op zijn komst. Ook sprak ze over samenwonen. Ze herinnerde zich nog hoe ze tijdens het lezen van die brief haar veilige, vertrouwde wereld in vlammen zag opgaan. En toen kwam Remco binnen…Ze had hem de brief onder zijn neus geduwd en gevraagd of het waar was. Hij lachte. Hij láchte! Hij had haar smalend verteld dat het allemaal waarheid was en dat hij genoeg had van haar. En zij…Ze had hem eruit gestuurd. Hopend dat hij terug zou komen. Maar nee…Dat deed hij niet. Nu zag ze in dat het beter was. Lidy had gelijk gehad. Hij beïnvloedde haar. Ze was slechts het blad geweest, dat werd meegevoerd door de wind. En daarna, zonder waarde, werd het weer gedumpt. Nu schudde ze haar hoofd niet, nu voelde ze geen tranen prikken. Niet langer liet ze Remco haar leven bepalen. Na de dienst liep ze naar buiten. Ze zong zachtjes. Ze voelde hoe de wind haar wangen streelde. Een jongeman liep in een versneld tempo op haar af. “Het spijt me dat ik U lastigval, maar weet U misschien…” Zei hij. Ze keek in zijn ogen en voelde hoe haar geest zich overgaf. Ze verdronk in zijn mooie, diep helderblauwe, ogen. “Maar natuurlijk weet ik dat.” Zei ze toen. “Wacht, dan ga ik met je mee.” Hij stak zijn arm naar haar uit en zij deed hetzelfde. Gearmd liepen ze de geasfalteerde weg af…
Dit is een verhaal wat ik voor een wedstrijd ga gebruiken. Het thema is passie. Weet er iemand een geschikte titel? tips enzo zijn ook welkom 
Ik hoop dat jullie de moeite nemen het te lezen
Tis wel een btjuh lang