De man ijsbeert zenuwachtig door de woonkamer.
Zaanse klok tikt minuten weg. Hij kijkt steeds uit het kamerraam langs cyclamen en vitrages.
Schraapt vaak de keel. Voelt of zijn das recht zit. Ongemakkelijk ongewoon in het nette pak.
Handen besmeurt met verfresten. Vingers rood en gezwollen van het sodawater om wondjes te desinfecteren.
“ Wie zal er komen, Mien” .
“Ik weet niet Ger, ze zouden kijken wie het eerst thuis was”.
“ Hm, ik hoop maar dat Cor me komt halen” .
“ Kan ik toch niet beter gaan fietsen?”
“ Veel te koud Ger, en te ver vannacht langs die donkere dijk” .
“ Ik heb het toch niet zo op die rot auto’s om mee te rijden. Ben liever mijn eigen baas.
En Gerrit rijdt altijd al zo hard en hij rijdt rustig met een behoorlijke slok op. Zes borrels op zo’n verjaardag is niks voor hem.
“ Nou, misschien komt Cor wel, en die rijdt veel rustiger” .
“Ja, maar sinds ie in de vijver is gesprongen en in die inrichting heeft gezeten heb ik het daar ook niet meer op. Stel dat hem opeens de kolder in de kop slaat”.
“ Ach kom, hij rijdt weer iedere dag en het gaat goed met hem”.
“ Toch heb ik het niet op dat drukke rot verkeer” .
De man buigt zich voorover voor het raam en kijkt onder de vitrage door of er al iets verandert op straat.
Het is stil en regen slaat tegen de ruiten, mistvlagen vervormen het uitzicht.
Opeens doemen de koplampen van een langzaam rijdende auto op in het blikveld van de man.
“ Daar komt ie geloof ik….had Cor nou zo’n blauwe lange auto of Ger?”
“ Ik let daar nooit zo op…komt zeker omdat we zelf geen auto hebben” .
De auto parkeert in de inham voor het huis van de buren en een vage gestalte in een lange donkere regenjas met een breedgerande hoed op, stapt uit.
Nog nerveuzer begint Ger heen en weer te banjeren en hoort reeds de deurbel die zodadelijk moet gaan klinken in zijn hoofd. Hij voelt de angst langs zijn ruggengraat in zijn anus trekken.
Hij wrijft zich in de handen en wacht. Maar er gebeurt niks, er klinkt geen deurbel.
Terug in de kamer ziet hij niemand meer buiten dan een vrouw onder een verwaaide paraplu met een hondje .
Wachten maar weer…..heen en weer lopen….
Mien reddert nog wat in de keuken, vaatwerk weerklinkt.
“Het is kwart over acht, ze zouden ons om acht uur op komen halen.misschien is er iets tussen gekomen”, klinkt het hoopvol.
“ Ze kunnen best nog komen Ger, ze weten nooit precies hoe laat ze klaar zijn met hun werk en Gerrit moet nog helemaal uit Rotterdam komen”.
“ Gerrit zal wel weer na zijn werk eerst met zijn zakenrelaties naar de kroeg zijn gegaan. Lekker dan heeft ie straks op de heenweg al gezopen…ik heb het er helemaal niet op.
Als ik auto zou kunnen rijden ging ik toch echt niet zuipen als ik achter het stuur moest.
Mijn maten en ik nemen ook wel eens een pilsje na het werk in de bouw, maar dan ga ik met de fiets naar huis, niks aan de hand.”
De regen striemt steeds feller tegen de ramen en op de tv kondigt de weerman ijzel aan.
“ Ik neem maar vast een borrel” , meldt Ger terwijl hij naar de drankkast loopt.
“Zou je dat nou wel doen, straks kom je weer bezopen thuis” .
“ Ik kan niet tegen dat wachten, waarom houden de lui zich toch nooit aan hun afspraak” .
Verwoedt slaat Ger zijn borrel in één teug naar binnen en schenkt er direct nog één in.
Een half uur later stopt er weer een auto. Een portier slaat dicht. De bel gaat.
Mien doet open.
“ Kijk nou, daar hebben we Theo…..kon je vader niet komen?”
“ Nee, hij had teveel gedronken omdat ze een afscheid van een collega hadden op het werk, nou blijft ie bij een collega slapen. En omdat ik wat weinig taxiritten heb vanavond kom ik jullie maar even halen en straks weer naar huis brengen” .
“Ger, de taxi is er …ga je mee?”
Mien roept naar boven…geen antwoord.
“ Nou kom maar, laten we maar gaan. Hij slaapt al….laat hem maar hij heeft ook zwaar werk de hele dag”.
__________________
*ONKRUID VERGAAT NIET* *Doc is de meest drinkende forumbaas* *ik slaap in hetzelfde bed als Iotje* *ik= wanabe WC-ontstopper*
|